Lockdown januari: vervolg H2B: vd, infinitief, gebiedende wijs

werkwoordspelling 2
het voltooid deelwoord (vd);
de infinitief;
de gebiedende wijs.
1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

werkwoordspelling 2
het voltooid deelwoord (vd);
de infinitief;
de gebiedende wijs.

Slide 1 - Tekstslide

Vragen?
Vragen?

Slide 2 - Tekstslide

Het voltooid deelwoord

Slide 3 - Tekstslide

Het voltooid deelwoord
- gebruik je voor handelingen die afgerond zijn. 
- staat meestal achteraan in de zin.
- wordt  altijd gebruikt in combinatie met een hulpwerkwoord (zijn, hebben en worden).
- een voltooid deelwoord begint bijna altijd met GE-
- het voltooid deelwoord eindigt op:
         -->  -n, -en (sterke/onregelmatige/klankvaste werkwoorden)  of
         --> -d of -t (zwakke/regelmatige/klankveranderende werkwoorden)

Slide 4 - Tekstslide

Hoe vorm je het voltooid deelwoord
- Een voltooid deelwoord begint bijna altijd met GE -  
- Bij zwakke/klankvaste of regelmatige werkwoorden is de regel: GE + IK-VORM + T of +D 
Voorbeeld: ik heb GE+BEL+D; hij heeft iets GE+PAK+T
- Als je niet weet of het voltooid deelwoord van een zwak werkwoord op een t of op een d eindigt, kun je 't ex kofschip gebruiken.


Slide 5 - Tekstslide

Voorbeelden:

Hij heeft op zijn kleine broertje gepast.
  • de stam van passen: pass, (ik-vorm = pas)
  • laatste letter van de stam: S.
  • de laatste letter in het  't ex kofschip? Ja , dan  ge + pas + t (gepast)
Meneer Jansen is onlangs verhuisd naar Alkmaar.
  • de stam van verhuizen: verhuiZ, (ik-vorm = verhuis)
  • laatste letter van de stam: Z.
  • de laatste letter in het 't ex kofschip? Nee ---> verhuis + d --> gepast


Slide 6 - Tekstslide

Voltooide deelwoorden 
Sommige werkwoorden beginnen met ge-, be-, ver-, ont- of her-
Deze werkwoorden krijgen geen extra GE- toegevoegd.
  • gebruiken --> Hij heeft pennen gebruikt.
  • bekennen --> Hij heeft bekend.
  • verkennen --> Hij heeft de omgeving herkend.
  • ontkennen --> Hij heeft de beschuldiging ontkend.
  • herkennen --> Hij heeft de misdaad bekend.

Slide 7 - Tekstslide

Let op:
Soms hoor je het verschil niet tussen een PV en VD.
Controleer altijd of er sprake is van een PV!
  • Hij herkent de geur van brood.
Controle: Hij herkende ...., zij herkennen..... De persoonsvorm verandert --> herkent = PV TT
  • Hij heeft  de geur van brood herkend.
  • Controle: Hij had ..... herkend. Zij hebben ... herkend.  De persoonsvorm verandert , herkend niet --> herkend = VD

Slide 8 - Tekstslide

Noteer een VD met een werkwoord
dat begint met
be -

Slide 9 - Woordweb

Noteer een VD met een werkwoord
dat begint met
ont -

Slide 10 - Woordweb

voltooid deelwoord
ik doe - ik heb ..........

Slide 11 - Open vraag

voltooid deelwoord
ik zwaai - ik heb ..........

Slide 12 - Open vraag

voltooid deelwoord
ik beloof - ik heb .......

Slide 13 - Open vraag

voltooid deelwoord
ik verf - ik heb ..........

Slide 14 - Open vraag

Infinitief
Een infinitief is een vorm van het werkwoord.

Met de infinitief wordt het hele werkwoord bedoeld. 
Het wordt ook wel de woordenboekvorm genoemd.
Schaatst --> infinitief is dan schaatsen
Fietsten --> infinitief is fietsen fietsen

Slide 15 - Tekstslide

Werkwoordsvorm: infinitief
Een infinitief is een werkwoordsvorm waarin het werkwoord zich niet heeft aangepast aan het getal of de tijd van de zin. 
De infinitief is dus geen persoonsvorm!

Je herkent een infinitief aan: 
  • het is GEEN PV
  • het hele werkwoord 
  • er staat 'te' of 'aan het' voor

Slide 16 - Tekstslide

Voorbeelden
Ik stond met hem te praten.
Terwijl ik aan het schrijven was, luisterde ik naar de tv.
Dat kan niet waar zijn!

In de volgende zinnen is er GEEN sprake van een infinitief, maar van een persoonsvorm:
Wij praten met onze klasgenoten. 
Zij maken een toets.


Slide 17 - Tekstslide

Infinitief of voltooid deelwoord?

twijfelen
A
infinitief
B
voltooid deelwoord

Slide 18 - Quizvraag

Wel/Geen infinitief?
Aarzelde
A
ja
B
nee

Slide 19 - Quizvraag

Verandert niet als je de zin van tijd verandert
Er staat altijd een persoonsvorm in de zin.
Begint met ge-, be- of ver-.
Maken
Gemaakt
Hele werkwoord (infinitief)
Voltooid deelwoord
(vdw)

Slide 20 - Sleepvraag

'betaalt'
is een
A
persoonsvorm
B
voltooid deelwoord
C
infinitief

Slide 21 - Quizvraag

Gebiedende wijs
De gebiedende wijs wordt in zinnen gebruikt die een gebod of bevel uitdrukken. 
In deze zinnen ontbreekt het onderwerp 
de gebiedende wijs staat altijd op de eerste plaats: 
(1) Verroer je niet! 
(2) Blijf er toch ook met je vingers van af!

Slide 22 - Tekstslide

Gebiedende wijs
Regel: 
alleen de stam, zowel in het enkelvoud als meervoud 
Er mag geen onderwerp in de zin staan 
Voorbeelden:
Fiets nu naar de bakker en haal een brood.
Blijf staan, verroer je niet en hou daarmee op.
Word vandaag nog lid van onze club. 
Glij niet uit. 

Slide 23 - Tekstslide

Gebiedende wijs:
.......... daarmee op!
A
Hout
B
Houd
C
Hou
D
Houdt

Slide 24 - Quizvraag

(Zijn, gebiedende wijs) stil!
A
Ben
B
Is
C
Was
D
Wees

Slide 25 - Quizvraag

GEBIEDENDE WIJS:
............ mijn vraag snel!
A
Beantwoord
B
Beantwoort
C
Beantwoordt

Slide 26 - Quizvraag

Gebiedende wijs:
'(Melden) je bij de conciërge.'
A
Meldt
B
Meld

Slide 27 - Quizvraag

Gebiedende wijs:
'(Melden) je bij de conciërge.'
A
Meldt
B
Meld

Slide 28 - Quizvraag

Maak de opdracht 
zie volgende slide

Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Link

Meer uitleg nodig?
Kijk de uitlegvideo op de volgende slide

Slide 31 - Tekstslide

Slide 32 - Video

Huiswerk voor de volgende les
Deze Lesson Up is afgerond!

Slide 33 - Tekstslide