Herhaling Hoofdstuk 3
1 / 16
Lesduur is: 40 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Hoe heet deze grafiek?
A
kwadratische grafiek
B
lineaire grafiek
C
vloeinde kromme
D
wortel grafiek
Slide 2 - Quizvraag
Hoort deze grafiek bij een periodiek verband?
A
Ja
B
Nee
Slide 3 - Quizvraag
is deze grafiek een lineaire grafiek?
A
ja
B
nee
Slide 4 - Quizvraag
Welke grafiek(en) stijgt sneller?
A
1
B
1 en 3
C
2
D
1 en 4
Slide 5 - Quizvraag
Welke van de volgende formules is lineair?
A
k=25x2+3
B
K=√x+2
C
k=4x+3
Slide 6 - Quizvraag
In de tabel is H de hoogte in cm en t is de tijd in minuten. maak de formule bij de tabel
A
H = 30 + 6t
Hierin is H de hoogte in cm en t de tijd in minuten
B
H = 30 + 6t
Hierin is H de hoogte in cm en t de tijd in minuten
C
H = 6 + 18t
Hierin is H de hoogte in cm en t de tijd in minuten
D
H = 18 + 6t
Hierin is H de hoogte in cm en t de tijd in minuten
Slide 7 - Quizvraag
Is er een regelmaat in de tabel hiernaast? zo ja, wat is de richtingscoëfficiënt?
A
ja,
r.c. = 26:0 = 0
B
ja,
r.c. = 30:5 = 6
C
nee
D
ja,
r.c. = 56:5 = 11,2
Slide 8 - Quizvraag
Twee formules:
A hoogte = 7,75 + 1,4 × tijd
B hoogte = 2,5 × tijd
Welke grafiek loopt het steilst?
A hoogte = 7,75 + 1,4 × tijd
B hoogte = 2,5 × tijd
Welke grafiek loopt het steilst?
A
Formule A
B
Formule B
C
Beide even stijl
D
Geen idee
Slide 9 - Quizvraag
Welke van de lineaire formules zijn stijgend?
A
A, B, C
B
D
C
D, E
D
A, B, C, E
Slide 10 - Quizvraag
Je wilt van een weekloon naar een maandloon. Welke formule kan je gebruiken?
A
De bovenste formule
B
De onderste formule
C
Beide formules
D
Geen van beide formules
Slide 11 - Quizvraag
Wat is bij beide formules hetzelfde?
A
De richtingscoefficient (de a)
B
Het startgetal (de b)
Slide 12 - Quizvraag
maak van de woordformule een formule met letters
hoogte x 7 - 3 = bedrag
hoogte x 7 - 3 = bedrag
A
b x 7 - 3 = h
hierin is h is de hoogte in meters en b is de bedrag in euro's
B
h x 7 - 3 = b
hierin is h is de hoogte in meters en b is de bedrag in euro's
C
s x 7 - 3 = a
hierin is h is de hoogte in meters en b is de bedrag in euro's
D
r x 7 - 3 = p
hierin is r is de bedrag in euro's en p is de bedrag in euro's
Slide 13 - Quizvraag
wat zijn de variabelen in de formule?
h x 7 - 3 = b
hierin is h is de hoogte in meters en b is de bedrag in euro's
h x 7 - 3 = b
hierin is h is de hoogte in meters en b is de bedrag in euro's
A
h en b
B
hoogte en bedrag
C
meters en euro's
D
b en h
Slide 14 - Quizvraag
welke eenheden horen bij de variabelen?
h x 7 - 3 = b
hierin is h is de hoogte in meters en b is de bedrag in euro's
h x 7 - 3 = b
hierin is h is de hoogte in meters en b is de bedrag in euro's
A
meters en kilometers
B
euro's en meters
C
hoogte en bedrag
D
b en h
Slide 15 - Quizvraag
A
2
B
nee
C
3
D
1
