year 1 chapter 1 this is me

1 / 39
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 1

In deze les zitten 39 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 100 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Wat betekent "Personal pronouns"?
A
Persoonlijke lidwoorden
B
Bezittelijke voornaamwoorden
C
Persoonlijke voornaamwoorden
D
Persoonlijke wijs

Slide 5 - Quizvraag

Personal pronouns

This is for (mij).
A
you
B
him
C
me
D
them

Slide 6 - Quizvraag

personal pronoun.
Can you call _____? (hem)

A
her
B
him
C
me
D
he

Slide 7 - Quizvraag

Wat zijn personal pronouns?
(1 of meer antwoorden)
A
myself, yourself, himself, herself, itself, ourselves, yourselves, themselves
B
I, you, he, she, it, we, you, they
C
mine, yours, his, hers, ours, theirs
D
me, you, him, her, it, us, you, them

Slide 8 - Quizvraag

Personal pronouns

(Jullie) ______ are young.
A
He
B
It
C
You
D
They

Slide 9 - Quizvraag

Personal pronouns

This is for _____ (mij).
A
you
B
him
C
me
D
them

Slide 10 - Quizvraag

personal pronoun:
... is cold outside.
A
He
B
We
C
She
D
It

Slide 11 - Quizvraag

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

What are the articles in English?
A
the/a
B
the/a/an
C
the/ thi/a/an
D
the

Slide 14 - Quizvraag

Slide 15 - Tekstslide

To be: ... happy to be here
A
There
B
Their
C
They're

Slide 16 - Quizvraag

To be: You _____ (to be)hungry
A
was
B
to be
C
are
D
is

Slide 17 - Quizvraag

To be:
You _____ (to be)hungry.
A
was
B
to be
C
are
D
is

Slide 18 - Quizvraag

To be =
A
hebben
B
zijn
C
doen

Slide 19 - Quizvraag

I ____ happy to be here. (to be)
A
are
B
am
C
is

Slide 20 - Quizvraag

Slide 21 - Tekstslide

what can you tell when you describe
yourself?

Slide 22 - Woordweb

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide

Ik ken veel verschillende manieren om woorden te leren
😒🙁😐🙂😃

Slide 26 - Poll

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Tekstslide

Slide 31 - Tekstslide

Slide 32 - Tekstslide

Slide 33 - Video

Present simple:

Wat is de regel van de present simple?
A
ww + - ed
B
shit = bij she/he/it : ww +-(e)s
C
vorm van to be + ww+-ing

Slide 34 - Quizvraag

Present Simple:
Present Simple:
Kies een voorbeeld van de present simple.
A
He travels to work four times a week.
B
He travelled to work four times a week.
C
He is travelling to work.
D
He has travelled to work.

Slide 35 - Quizvraag

Present simple is:
Wat is de present simple?
timer
0:30
A
Verleden tijd
B
Tegenwoordig tijd
C
Toekomst

Slide 36 - Quizvraag

Slide 37 - Tekstslide

Slide 38 - Tekstslide

I can take the test
😒🙁😐🙂😃

Slide 39 - Poll