3.4 - Christendom in Europa

Paragraaf 3.4


De verspreiding van het Christendom in heel Europa
1 / 37
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 4

In deze les zitten 37 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Paragraaf 3.4


De verspreiding van het Christendom in heel Europa

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoel
Aan het eind van deze presentatie kun je uitleggen hoe het christendom zich in Europa verspreidde.

Slide 2 - Tekstslide

Byzantijnse of Orthodoxe kerk


Byzantium
Cesaropapie: keizer en paus in één
Patriarch van Constantinopel wordt benoemd door de keizer

Slide 3 - Tekstslide



1054 kerkelijk schisma


Scheiding tussen de westerse Rooms-katholieke kerk
en de oosterse orthodox-christelijke kerk

Slide 4 - Tekstslide

Rooms Katholieke geestelijken: 
hiërarchie
  • paus 
  • kardinaal 
  • aartsbisschop (kerkprovincie)
  • bisschop (leider bisdom)
  • pastoors/priesters (parochie)
     
      tiara


Slide 5 - Tekstslide

Tweezwaardenleer
Volgens de paus is de wereld in twwe machten verdeeld:
De geestelijke macht
(Paus)
en
De wereldlijke macht
(Koningen en Keizer)

Slide 6 - Tekstslide

De Rooms-Katholieke kerk
de Byzantijnse kerk
Keizer als leider kerk
Latijnse kerk
Grieks-Orthodoxe kerk
Rome
constantinopel
paus

Slide 7 - Sleepvraag

seculiere geestelijkheid
leefden ‘in seaculo’, in de wereld, tussen andere mensen

reguliere geestelijkheid
leefden in kloosters volgens regels (‘regulea’)
aan het hoofd stond een abt of abdis
kloosters verenigden zich in kloosterorden

Slide 8 - Tekstslide


kloosterlingen

  • monniken en nonnen in  kloosters
  • regels o.a. armoede, geen seks
  • bidden, studeren, werken
  • missiewerk / steunpunt zendelingen
  • veel schenkingen (land/geld) > rijkdom
  • zielen- en ziekenverzorging
  • onderwijs
  • beheren oude handschriften >
  • filosofie en retorica



Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Rond het jaar 1000 bijna heel West- Europa Christelijk

Slide 15 - Tekstslide



Karel en de Saksen



Christelijke heerser hielpen de kerk met de kerstening door overwonnen volkeren te dwingen tot het christendom.

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Samensmelting


Om heidenen te bekeren sloot de kerk aan bij heidense gebruiken. 25 december was het feest van het licht.

Slide 18 - Tekstslide





Het lentefeest en feest voor de vruchtbaarheid werd
Pasen

Slide 19 - Tekstslide

Wodan
Sint Nicolaas

Slide 20 - Tekstslide

Maandag
Tyrs dag
Wodans dag
Donars dag
Freia's dag
(Sabbat's dag)
Zondag

Slide 21 - Tekstslide

Welke gebeurtenis hoort niet bij 1566?
A
Het smeekschrift
B
De beeldenstorm
C
Het sturen van Alva naar de Nederlanden
D
De slag bij Heiligerlee

Slide 22 - Quizvraag

Wanneer namen de watergeuzen Den Briel in?
A
1568
B
1572
C
1574
D
1576

Slide 23 - Quizvraag

Welk kenmerkend aspect of onderdeel daaruit, hoort NIET bij de 16e eeuw?
A
Het begin van de Europese expansie
B
De hernieuwde oriëntatie op het erfgoed van de Klassieke Oudheid
C
Het conflict in de Nederlanden
D
De bijzondere plaats in staatkundig en economisch opzicht van de Nederlandse Republiek

Slide 24 - Quizvraag

Welk kenmerkend aspect of onderdeel daaruit, hoort NIET bij de 16e eeuw?
A
Het veranderende mens- en wereldbeeld van de Renaissance
B
het begin van een nieuwe wetenschappelijke belangstelling
C
De wetenschappelijke revolutie
D
De protestantse reformatie en splitsing van de christelijke kerk

Slide 25 - Quizvraag

Bekijk de vier uitspraken (A-D).
Kies de letters van de juiste uitspraken.




A
Humanisme was eerst een beweging van kunstenaars en later ook van geleerden.
B
Humanisten bestudeerden klassieke teksten om hun betekenis te begrijpen.
C
Humanisten vonden de vrijheid en waardigheid van mensen belangrijk.
D
Klassieke auteurs zagen humanisten als geestverwanten.

Slide 26 - Quizvraag

Bekijk de vier uitspraken
Kies de letters van de juiste uitspraken.

A
In de middeleeuwen was de levenshouding van mensen strak gericht op God en het leven voor de dood.
B
Italiaanse steden waren welvarend door de handel met het Midden-Oosten.
C
Om hun geloof te tonen lieten rijke Italianen de beste kunstenaars voor zich werken.
D
Om hun welvaart te tonen lieten rijke Italianen beelden en schilderijen door kunstenaars maken.

Slide 27 - Quizvraag

Twee oorzaken van feit A waren feiten ...

Slide 28 - Open vraag

Een oorzaak van feit B was feiten ...

Slide 29 - Open vraag

Twee gevolgen van feit I zijn feiten ...

Slide 30 - Open vraag

Feit E is vooral het gevolg van feit ...

Slide 31 - Open vraag

Welk kenmerkend aspect of onderdeel daaruit, hoort NIET bij de 16e eeuw?
A
Het veranderende mens- en wereldbeeld van de Renaissance
B
het begin van een nieuwe wetenschappelijke belangstelling
C
De wetenschappelijke revolutie
D
De protestantse reformatie en splitsing van de christelijke kerk

Slide 32 - Quizvraag

Welk kenmerkend aspect of onderdeel daaruit, hoort NIET bij de 16e eeuw?
A
Het begin van de Europese expansie
B
De hernieuwde oriëntatie op het erfgoed van de Klassieke Oudheid
C
Het conflict in de Nederlanden
D
De bijzondere plaats in staatkundig en economisch opzicht van de Nederlandse Republiek

Slide 33 - Quizvraag

Bij welk kenmerkend aspect (of onderdeel daaruit) past deze afbeelding het best?
A
veranderende mens- en wereldbeeld van de Renaissance
B
Rationeel optimisme en ‘’verlicht denken’
C
De reformatie
D
Voortschrijdende democratisering

Slide 34 - Quizvraag

Deze afbeelding hoort bij..............
A
Tijdvak 5, 15e eeuw
B
Tijdvak 5, 16e eeuw
C
Tijdvak 6, 16e eeuw
D
Tijdvak 6, 17e eeuw

Slide 35 - Quizvraag

Dit tijdvak heet 'ontdekkers en hervormers'.
Welk kenmerkend aspect hoort bij dit tijdvak?
A
de opkomst van het christendom
B
het begin van staatsvorming en centralisatie
C
hofstelsel en horigheid
D
Geen van de genoemde kenmerkende aspecten is juist.

Slide 36 - Quizvraag

Momento Mori
A
middeleeuwen - gedenk te sterven
B
renaissance - geniet van iedere dag

Slide 37 - Quizvraag