Tekstverbanden en signaalwoorden

Hoofdstuk 2.3 
Tekstverbanden en signaalwoorden
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
nederlands LessonUpMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

Onderdelen in deze les

Hoofdstuk 2.3 
Tekstverbanden en signaalwoorden

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Even vooraf:
Welke signaalwoorden ken jij?

Slide 3 - Woordweb

Slide 4 - Video

Slide 5 - Video

Slide 6 - Video

Wat heb je gevonden?
 Hoe hard ze gaan en hoe ver ze gaan en hoeveel calorieën ze verbranden. 
Tekstverband: 

Hardgelopen in het Vondelpark en daarna ging ze cappuccino’s  drinken. 
Tekstverband: 

En dan ga ik dus rennen. Tekstverband: 

 En dan krijg ik nog meer likes, en nog meer  likes….       Tekstverband:

Daphne met ‘ph’ omdat het zo’n zuur wijf is.         Tekstverband:

Slide 7 - Tekstslide


 Welk woord hoort op het stippellijntje?
 In een tekst zijn er ...... tussen woorden,  
 zinnen en alinea’s.
 

A
leestekens
B
teksten
C
verbanden
D
regels

Slide 8 - Quizvraag


 Hoe mag je signaalwoorden ook noemen?
A
verbindingswoorden
B
verwijswoorden
C
synoniemen
D
werkwoorden

Slide 9 - Quizvraag


 Wat is een voorbeeld van een  
 tekstverband?
A
opsomming
B
tegenstelling
C
reden
D
oorzaak-gevolg

Slide 10 - Quizvraag


 Op welk tekstverband wijzen de   
 signaalwoorden want en omdat?
A
opsomming
B
conclusie
C
tegenstelling
D
reden

Slide 11 - Quizvraag


 Op welk tekstverband wijst het   
 signaalwoord daardoor?
A
oorzaak-gevolg
B
opsomming
C
conclusie
D
tegenstelling

Slide 12 - Quizvraag


 In welke zin wijzen de signaalwoorden  
 op een volgorde in tijd?
A
Ik wil langskomen. Ik heb echter geen tijd.
B
Eerst ga ik sporten, daarna kom ik langs.
C
Ik heb tijd om langs te komen en ook veel zin.
D
Ik kom langs, omdat ik daar veel zin in heb.

Slide 13 - Quizvraag

Huiswerk: 
 Hoofdstuk 1.4 
opdracht 2,3 en 4

Slide 14 - Tekstslide