2021 Voorbereiding CE leggen van verbanden deel 2

Extra lezen en luisteren voorbereiding CE


verbanden




hoe leg je verbanden?
hoe herken je verbanden?
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
nederlands LessonUpMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

Onderdelen in deze les

Extra lezen en luisteren voorbereiding CE


verbanden




hoe leg je verbanden?
hoe herken je verbanden?

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Herhaling van signaalwoorden
Wat doen signaalwoorden ook al weer :)

Slide 3 - Tekstslide

Even vooraf:
Welke signaalwoorden ken jij?

Slide 4 - Woordweb

Slide 5 - Video

Kijk naar de volgende video
en probeer op te letten op de signaalwoorden je hoort en welk tekstverband daarbij hoort 

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Video

  1. Hoe hard ze gaan en hoe ver ze gaan en hoeveel calorieën ze verbranden. Tekstverband: 
2. Hardgelopen in het Vondelpark en daarna ging ze cappuccino’ drinken. Tekstverband: 
3. En dan ga ik dus rennen. Tekstverband: 
4. En dan krijg ik nog meer likes, en nog meer  likes….
Tekstverband:
5. Daphne met ‘ph’ omdat het zo’n zuur wijf is.
Tekstverband:

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide


 Hoe mag je signaalwoorden ook noemen?
A
verbindingswoorden
B
verwijswoorden
C
synoniemen
D
werkwoorden

Slide 12 - Quizvraag


 Wat is een voorbeeld van een  
 tekstverband?
A
opsomming
B
tegenstelling
C
reden
D
oorzaak-gevolg

Slide 13 - Quizvraag


 Op welk tekstverband wijzen de   
 signaalwoorden want en omdat?
A
opsomming
B
conclusie
C
tegenstelling
D
reden

Slide 14 - Quizvraag


 Op welk tekstverband wijzen de  
 signaalwoorden daardoor en zodat?
A
oorzaak-gevolg
B
opsomming
C
conclusie
D
tegenstelling

Slide 15 - Quizvraag


 Om welk tekstverband gaat het hier?
 Ik kreeg een hapje en een drankje. 
A
reden
B
opsomming
C
oorzaak-gevolg
D
tegenstelling

Slide 16 - Quizvraag

Slide 17 - Tekstslide

 Opdracht 1: lees de tekst en beantwoord daarna vragen

Slide 18 - Tekstslide


 Welke twee signaalwoorden zitten er in zin 2?
A
ze - aan
B
aan - met
C
toen - haal
D
eerst - toen

Slide 19 - Quizvraag


  Om welk tekstverband gaat het in zin 2?
A
volgorde in tijd
B
opsomming
C
reden
D
conclusie

Slide 20 - Quizvraag

 Opdracht 2: lees de tekst en beantwoord daarna vragen

Slide 21 - Tekstslide


 Welk rood signaalwoord in de tekst wijst op een tegenstelling?

Slide 22 - Open vraag


  Op welk tekstverband dat begint met een R wijst het signaalwoord omdat?

Slide 23 - Open vraag

 Opdracht 3

Slide 24 - Tekstslide


 Welk signaalwoord dat   
  eindigt op een S hoort op 
  het laatste stippellijntje?

Slide 25 - Open vraag

 Opdracht 4

Slide 26 - Tekstslide

Signaalwoord
Geen signaalwoord
 
   ook

   aan

  word

   zo

  door

  slecht

Slide 27 - Sleepvraag


“Wanneer het volle maan is  
 en de maan het  dichtst bij  
 de aarde staat ...” Van welk  
 tekstverband is hier sprake? 
A
volgorde in tijd
B
tegenstelling
C
oorzaak-gevolg
D
opsomming

Slide 28 - Quizvraag

Slide 29 - Tekstslide