La semaine 37 1.4 en 1.5

La semaine 37:                                                                                        
lundi mardi et mercredi, le treize, le quatorze et le quinze septembre  (13,14,15 september)     


- maandag: Herhalen vorige week, uitleg lidwoord, mk  ex. 16, 
- dinsdag:Ex. 19,20, 21,22 
- woensdag: Ex. 17, 18, 23 apprendre 6 en 7                            
 

                          
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 1

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

La semaine 37:                                                                                        
lundi mardi et mercredi, le treize, le quatorze et le quinze septembre  (13,14,15 september)     


- maandag: Herhalen vorige week, uitleg lidwoord, mk  ex. 16, 
- dinsdag:Ex. 19,20, 21,22 
- woensdag: Ex. 17, 18, 23 apprendre 6 en 7                            
 

                          

Slide 1 - Tekstslide

Le but du cours: 
Objectif du cours:

Aan het eind van de les kan ik de Franse lidwoorden enil(s) / elle(s)correct in een zin gebruiken.

Slide 2 - Tekstslide

Salut!
Vandaag en morgen werken jullie zelfstandig omdat ik studiedagen heb. Jullie kunnen zelfstandig deze lesson up door werken. Lukt iets niet, noteer het en vraag het me woensdag. Je mag dan gewoon verder werken. Succes!

Slide 3 - Tekstslide

Les devoirs: 
ler. Apprendre 5 F/N - ex. 1.5 ex. 16 a t/m f

Slide 4 - Tekstslide

Le programme d'aujourd'hui:
Vandaag - dinsdag : Exercice: 21, 22 

1. Bestudeer apprendre 6 (theorie)
2. oefen deze woordjes in quizlet of zelf
3. mk van 1.6 ex. 19,20 21 en 22 en werk zachtjes samen
4. Ben je klaar? leer de woorden van apprendre 1,2,3,4 en 10 of maak extra opdr. (menu au choix) van een onderdeel dat je lastig vindt .
5. Devoirs: faire ex. 1.6 mk ex. 19,20, 21,22 

Slide 5 - Tekstslide

Le but d'aujourd'hui: 
Aan het einde van de les kun je  iemand in het Frans begroeten, afscheid nemen en iets over jezelf vertellen.




Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Oké, aan de slag: au travail..
mk de opdr: 1.6: ex. 19,20, 21 en 22 

.. Bonne chance!! - Succes..

Slide 8 - Tekstslide

Les devoirs: 
Apprendre 6 F/N - ex. 1.6 ex. 19,20,21 en 22

Slide 9 - Tekstslide

Le programme d'aujourd'hui:
Vandaag - woensdag : Ex. 17, 18, 23 

1. Bespreken vragen: questions?
2. mk van 1.6 ex. 17 en 18  samen bespreken 23
3. Ben je klaar? leer de woorden van apprendre 1,2,3,4 en 10 of maak extra opdr. (menu au choix) van een onderdeel dat je lastig vindt .
4.  Devoirs: faire ex. 1.4 ex. 14,15  et apprendre 4 

Slide 10 - Tekstslide

Le but d'aujourd'hui: 
Aan het einde van de les kun je iemand in het Frans begroeten, afscheid nemen en iets over jezelf vertellen.




Slide 11 - Tekstslide

Terugblik
Wat lukt, wat niet? 

Slide 12 - Tekstslide

Het lidwoord: de - het - een

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

enkelvoud
enkelvoud
le garçon
de jongen
le collège
de school
l'ami
de vriend
l'hôtel
het hotel
la fille
het meisje
la classe
de klas
l'amie
de vriendin
un garçon
een jongen
un collège
een school
un ami
een vriend
un hôtel
een hotel
une fille
een meisje
une classe
een klas
une amie
een vriendin

Slide 15 - Tekstslide

meervoud
meervoud
les garçons
de jongens
les collèges
de scholen
les amis
de vrienden
les hôtels
de hotels
les filles
de meisjes
les classes
de klassen
les amies
de vriendinnen
des garçons
jongens
des collèges
scholen
des amis
vrienden
des hôtels
hotels
des filles
meisjes
des classes
klassen
des amies
vriendinnen

Slide 16 - Tekstslide

Kies de juiste vorm:
Léna est (een) ___ amie [v] de Thomas.
A
un
B
une

Slide 17 - Quizvraag

Kies de juiste vorm:
(Het) ___ hôtel [m] est à Paris.
A
le
B
l'

Slide 18 - Quizvraag

Kies de juiste vorm:
Dans le métro, il y a ___ touristes [mv].
A
des
B
les

Slide 19 - Quizvraag

Vul in: le, la, l', les of un, une, des
Où est (de) ___ bus [m]?

Slide 20 - Open vraag

Vul in: le, la, l', les of un, une, des
Je visite (de) ___ ville [v].

Slide 21 - Open vraag

Vul in: le, la, l', les of un, une, des
La tour Eiffel est (een) ___ monument [m]

Slide 22 - Open vraag

il, ils, elle, elles
Où est le collège?         Il est là-bas.
Où est la tour Eiffel?    Elle est là-bas.

Comment sont les hôtels?           Ils sont modernes!
Comment sont les chambres?   Elles sont grandes.

Slide 23 - Tekstslide

Kies de juiste vorm:
Où est la maison?
A
il
B
elle

Slide 24 - Quizvraag

Kies de juiste vorm:
Où est le camping?
A
il
B
elle

Slide 25 - Quizvraag

Vul in: il, elle, ils, elles
Où sont les campings [m]? ___ sont là-bas.

Slide 26 - Open vraag

Vul in: il, elle, ils, elles
Où sont les amies [v]? ___ sont là-bas.

Slide 27 - Open vraag

Au  revoir

Slide 28 - Tekstslide

Oké, aan de slag: au travail..
mk de opdr: 1.5, 16 

.. Bonne chance!! - Succes..

Slide 29 - Tekstslide

Les devoirs: 
Apprendre 5 F/N - ex. 1.5 ex. 16

Slide 30 - Tekstslide