1H - CH.3 Bron D (le verbe être) + Bron F

1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Lesdoelen
- Je gaat je kennis van het lidwoord opfrissen in het Frans.
- Je herhaalt het werkwoord être
- Je leest een tekst die gaat over school en je rapport.

Slide 3 - Tekstslide

l'article
het lidwoord



Slide 4 - Tekstslide


de / het

le
la
l'

les

een

un
une


des
bepaald lidwoord
onbepaald lidwoord

Slide 5 - Tekstslide

enkelvoud - bepaald
enkelvoud - onbepaald
le garçon
de jongen
le collège
de school
l'ami
de vriend
l'hôtel
het hotel
la fille
het meisje
la classe
de klas
l'amie
de vriendin
un garçon
een jongen
un collège
een school
un ami
een vriend
un hôtel
een hotel
une fille
een meisje
une classe
een klas
une amie
een vriendin

Slide 6 - Tekstslide

meervoud - bepaald
meervoud - onbepaald
les garçons
de jongens
les collèges
de scholen
les amis
de vrienden
les hôtels
de hotels
les filles
de meisjes
les classes
de klassen
les amies
de vriendinnen
des garçons
jongens
des collèges
scholen
des amis
vrienden
des hôtels
hotels
des filles
meisjes
des classes
klassen
des amies
vriendinnen

Slide 7 - Tekstslide

Vul in: le, la, l', les of un, une, des
Où est (de) ___ bus [m]?

Slide 8 - Open vraag

Vul in: le, la, l', les of un, une, des
Je visite (de) ___ ville [v].

Slide 9 - Open vraag

Vul in: le, la, l', les of un, une, des
La tour Eiffel est (een) ___ monument [m]

Slide 10 - Open vraag

il, ils, elle, elles
Où est le collège?         Il est là-bas.
Où est la tour Eiffel?    Elle est là-bas.

Comment sont les hôtels?           Ils sont modernes!
Comment sont les chambres?   Elles sont grandes.

Slide 11 - Tekstslide

Vul in: il, elle, ils, elles
Où sont les campings [m]? ___ sont là-bas.

Slide 12 - Open vraag

Vul in: il, elle, ils, elles
Où sont les amies [v]? ___ sont là-bas.

Slide 13 - Open vraag

Slide 14 - Video

le verbe être
je
suis
tu
es
il / elle/ on
est
nous
sommes
vous 
êtes

ils / elles 
sont
ik
ben
jij
bent
hij / zij / men
is
wij
zijn
jullie / u
zijn / bent
zij [mmv / vmv]
zijn

Slide 15 - Tekstslide

être
=
 zijn




il/elle/on est
nous sommes
vous êtes
ils/elles sont
tu es
je suis
wij zijn
zij zijn (ml&vr)
ik ben
u bent & jullie zijn
jij bent
hij/zij/men is (wij zijn)

Slide 16 - Sleepvraag

je
tu
il/elle/on
nous
vous
ils/elles
Combineer de juiste vorm van 'être' met het onderwerp
suis
es
est
sommes
êtes
sont

Slide 17 - Sleepvraag

Vul de goede vorm van 'être' in:
je ...
A
suis
B
es
C
est
D
sont

Slide 18 - Quizvraag

Vul de goede vorm van 'être' in:
ils ...
A
est
B
es
C
sommes
D
sont

Slide 19 - Quizvraag

Vul de goede vorm van 'être' in:
on ...
A
es
B
est
C
sommes
D
êtes

Slide 20 - Quizvraag

Vul de goede vorm van 'être' in:
vous ...
A
sommes
B
êtes
C
être
D
sont

Slide 21 - Quizvraag

Vul de goede vorm van 'être' in:
Julie
A
suis
B
es
C
est
D
sont

Slide 22 - Quizvraag

Vul de goede vorm van 'être' in:
Jean et Pierre ...
A
est
B
sommes
C
sont
D
être

Slide 23 - Quizvraag

Bron F
page 120

Slide 24 - Tekstslide

Mon 1er bulletin
Lees texte F. Maak ter inleiding ex. 23 en daarna beantwoord je de vragen over de tekst in ex. 24 + 25

Check de groene blokjes, en de voca-lijst. Of zoek een moeilijk woord op in het dictionnaire!
timer
11:00

Slide 25 - Tekstslide

Les Devoirs
Faire: Chapitre 3 - 23, 24, 25, 26 af
Apprendre: vocabulaire A+B+E+F
Les Devoirs
Les devoirs is Frans voor "het huiswerk"

Faire betekent maken
Apprendre betekent leren

Slide 26 - Tekstslide

Vandaag heb je...
... het lidwoord opgehaald😊
... woordjes geleerd over cijfers en vakken in het Frans.
...het werkwoord être weer even opgefrist 🧼
...  lekker geoefend met het lezen van een Franse tekst 💪

Slide 27 - Tekstslide

À la prochaine!

Slide 28 - Tekstslide

Ik geef deze les het cijfer ..., omdat ...
010

Slide 29 - Poll

Noem één ding wat je vandaag hebt geleerd!

Slide 30 - Open vraag