Hoofdzin en bijzin

V2
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

V2

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoofdzin en bijzin

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen
Ik herken hoofdzinnen en bijzinnen in een samengestelde zin.

Schrijf een samengestelde zin op:
Miek loopt naar school, nadat ze een boterham gegeten heeft.

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Kennis:
Samengestelde zin 
= een zin die uit meerdere zinnen bestaat, 2 pv's. 
Een voegwoord koppelt de zinnen aan elkaar.

Voegwoord 
= een woord wat twee zinnen samenvoegt.
en, maar, want, dus, of, ook, omdat, daarom, waardoor, nadat

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Een hoofdzin
Onderwerp en persoonsvorm staan naast elkaar.
De persoonsvorm staat voor in de zin
Tip: maak de zin vragend, de pv staat dan vooraan!
Miek loopt naar school, nadat ze een boterham gegeten heeft.


Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Een bijzin (= zinsdeelzin)
- De persoonsvorm staat vaak achteraan in de zin.
- Onderwerp en pv staan niet naast elkaar.
- De bijzin kan je in 1 woord veranderen, dat past in de hoofdzin.
Miek loopt naar school, nadat ze een boterham gegeten heeft.
Miek loopt dan naar school 



Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Je kan ook twee hoofdzinnen hebben!

Dave zet de fiets op slot en hij gaat de winkel binnen.

Hoofdzin + hoofdzin


Hoofdzin - voegwoord - Hoofdzin

Hoofdzin - en, want, maar, of, dus - Hoofdzin

Schrijf deze 5 voegwoorden op!

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Uitleg alle vormen van samenstellingen:
Hoofdzin + hoofdzin
1. Ik ben ziek, dus ik blijf thuis.

Hoofdzin + bijzin (bijzin = zinsdeelzin)
3. Ik ga naar school, hoewel ik me niet fit voel.

Bijzin + hoofdzin
4. Als ik goed leer voor mijn toets, krijg ik zeker een hoog cijfer.




Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Nog meer voorbeelden

Hoofdzin + hoofdzin:

Neem je rugzak mee of pak je handtas.


Hoofdzin + bijzin:

Ik kan me niet voorstellen, dat Linda nog langer blijft.


Bijzin  + hoofdzin:

Als je nu je spullen niet pakt, dan doe ik het voor je!

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke combinaties zijn dus mogelijk?
1. Hoofdzin + Hoofdzin
2. Hoofdzin + Bijzin
3. Bijzin + Hoofdzin



Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Even oefenen
Wat is de hoofd- en bijzin in de volgende zinnen?

a. Mijn moeder hielp mij altijd met Engels, omdat ik dat erg moeilijk vond.
b. Ik moet morgen naar de tandarts, want ik heb kiespijn.
c. De man, met de rode zonnebril, liep snel de winkel uit. 

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoofdzin of bijzin?
Ik vind het raar dat je ineens ver weg woont.

.....dat je ineens ver weg woont.
A
Hoofdzin
B
Bijzin

Slide 12 - Quizvraag

Het onderwerp (ik) staat niet naast de persoonsvorm (kan).
Hoofdzin of bijzin?
We hopen allebei dat je snel een kaartje stuurt.

We hopen allebei....
A
Hoofdzin
B
Bijzin

Slide 13 - Quizvraag

Het onderwerp (ik) staat niet naast de persoonsvorm (kan).
Hoofdzin of bijzin?
Ze hebben een gewoonte waar ik erg aan moet wennen.
.....waar ik erg aan moet wennen.
A
Hoofdzin
B
Bijzin

Slide 14 - Quizvraag

Het onderwerp (ik) staat naast de persoonsvorm (ga).
Hoofdzin of bijzin?
Ze kijken je heel afkeuren aan als je te lang blijft.

... als je te lang blijft.
A
Hoofdzin
B
Bijzin

Slide 15 - Quizvraag

Het onderwerp (ik) staat niet naast de persoonsvorm (kan).
Hoofdzin of bijzin?

Dat doe ik altijd, omdat ik dat nu eenmaal doe.
A
Hoofdzin + bijzin
B
Bijzin + hoofdzin
C
Hoofdzin + hoofdzin
D
Bijzin + bijzin

Slide 16 - Quizvraag

Het onderwerp (het) staat naast de persoonsvorm (heeft).
Hoofdzin of bijzin?

Ik ben net thuis als plotseling mijn broer de deur opendoet.
A
Hoofdzin + bijzin
B
Bijzin + hoofdzin
C
Hoofdzin + hoofdzin
D
Bijzin + bijzin

Slide 17 - Quizvraag

Het onderwerp (het) staat naast de persoonsvorm (heeft).
Ik kan de hoofdzin en bijzin uit de samengestelde zin halen.
Ik ben het net aan het leren
Ik oefen het
Ik kan het bijna
Ik kan het

Slide 18 - Poll

Deze slide heeft geen instructies

De bijzin benoemen:
- onderwerpzin
- lijdendvoorwerpszin
- meewerkendvoorwerpszin
- bijwoordelijkebepalingszin

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Onderwerpszin

Wie het nog lastig vindt, mag meer vragen stellen

Hij I mag I meer vragen I stellen

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

lijdendvoorwerpszin
Ik vroeg haar of ik de toets wat later kan inhalen


Ik I  vroeg I  haar I   dat

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Meewerkendvoorwerpszin

Wie gek op zoet is, geef ik snoep

Het kind geef ik snoep

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bijwoordelijke bepalingszin
Vandaag ga ik naar school (Hoofdzin)

Wanneer de vakantie voorbij is, ga ik naar school (Bijzin-H)

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ik kan een bijzin/ zinsdeelzin benoemen
Ik ben het net aan het leren
Ik oefen het
Ik kan het bijna
Ik kan het

Slide 24 - Poll

Deze slide heeft geen instructies

Oefenen
 Ik leer hoofdzinnen en bijzinnen herkennen
Blz. 223: maak opdrachten 1, 2, 3 en 4
Ik leer bijzinnen benoemen:
Blz. 227: maak opdrachten 1, 2, 3 en 4
Meer oefenen? meer uitdaging?  online cursus 5: paragraaf 15 

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ik herken de hoofdzin en bijzin in een samengestelde zin.
Ik ben het net aan het leren
Ik oefen het
Ik kan het bijna
Ik kan het

Slide 26 - Poll

Deze slide heeft geen instructies

Ik kan de bijzin/ zinsdeelzin benoemen
Ik ben het net aan het leren
Ik oefen het
Ik kan het bijna
Ik kan het

Slide 27 - Poll

Deze slide heeft geen instructies

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies