Wat is LessonUp
Zoeken
Kanalen
Inloggen
Registreren
‹
Terug naar zoeken
H4 bronnen van recht
een Europese Verordening is
A
ongeschreven recht
B
geschreven recht
C
niet bindend
D
jurisprudentie
1 / 44
volgende
Slide 1:
Quizvraag
Handel
MBO
Studiejaar 1
In deze les zitten
44 slides
, met
interactieve quizzen
en
tekstslides
.
Lesduur is:
30 min
Start les
Bewaar
Deel
Printen
Onderdelen in deze les
een Europese Verordening is
A
ongeschreven recht
B
geschreven recht
C
niet bindend
D
jurisprudentie
Slide 1 - Quizvraag
Europese Verordening is
geschreven recht
heeft directe werking in alle lidstaten
gaat vaak over een bepaald onderwerp (voorbeeld: AVG, voedselveiligheid, rechten van vliegtuigpassagiers, medische hulpmiddelen)
Slide 2 - Tekstslide
jurisprudentie is
A
Europese Richtlijn
B
Internationaal Verdrag
C
autonomie
D
verzameling van rechterlijke uitspraken
Slide 3 - Quizvraag
A
Slide 4 - Quizvraag
wat is een Verdrag?
Slide 5 - Open vraag
Verdrag
een contract tussen twee of meer landen
waarin afspraken staan
geschreven recht
Slide 6 - Tekstslide
de Europese Raad bestaat uit
A
Eurocommissarissen
B
staatshoofden en regeringsleiders
C
volksvertegenwoordigers
D
ministers met dezelfde portefeuille (onderwerp)
Slide 7 - Quizvraag
Europese Unie
Europese Raad => staatshoofden en regeringsleiders
Raad van Ministers => ministers met dezelfde portefeuille
Europese Commissie => iedere lidstaat levert 1 comissaris
Europees Parlement => Europese volksvertegenwoordiging
Europese Rekenkamer => controleert financiën van EU
Hof van Justitie => zorgt dat EU wetten door lidstaten op dezelfde manier wordt toegepast
Slide 8 - Tekstslide
het Europees Parlement
A
beslist over wetsvoorstellen + controleert het EU-beleid
B
controleert het Hof van Justitie
C
D
Slide 9 - Quizvraag
Een kenmerk van de rechtsstaat is de "Trias Politica" (driemachtenleer).
Leg in je eigen woorden uit wat dit inhoudt.
Slide 10 - Open vraag
kenmerk rechtsstaat => Trias Politica
overheid heeft drie taken => wetgevende, uitvoerende (bestuurlijke) en rechtsprekende taak
die taken worden uitgevoerd door verschillende overheidsorganen
daardoor ontstaat een machtsevenwicht
Slide 11 - Tekstslide
jurisprudentie
verzameling van rechterlijke uitspraken
ongeschreven recht
kan je vinden op www.rechtspraak.nl
Slide 12 - Tekstslide
wat zijn de vijf rechtsbronnen?
Slide 13 - Open vraag
vijf rechtsbronnen
wet
jurisprudentie
internationale verdragen
Europese wetgeving
gewoonterecht
Slide 14 - Tekstslide
een Algemene Maatregel van Bestuur wordt gemaakt door
A
de minister
B
de gemeenteraad
C
de regering
D
Provinciale Staten
Slide 15 - Quizvraag
wat?
wet
AMvB
ministeriële regeling
provinciale verordening
gemeentelijke verordening
door wie?
regering + Staten-Generaal
regering
minister
Provinciale Staten
gemeenteraad
Slide 16 - Tekstslide
waar of niet waar?
de regel dat je in een winkel netjes op je beurt wacht, is een rechtsregel
A
waar
B
niet waar
Slide 17 - Quizvraag
waar of niet waar?
de regel dat je stopt voor een rood verkeerslicht is een rechtsregel
A
waar
B
niet waar
Slide 18 - Quizvraag
rechtsregels
zijn gemaakt door de overheid
gelden voor iedereen
bij overtreding beslist de rechter wat er gebeurt
Slide 19 - Tekstslide
wat is een natuurlijk persoon?
Slide 20 - Open vraag
noem 2 voorbeelden van een rechtspersoon
Slide 21 - Open vraag
personen
natuurlijk persoon => mens van vlees en bloed
rechtspersoon => bedrijf, instelling of organisatie die zelfstandig rechten en plichten kan hebben
Slide 22 - Tekstslide
het staatsrecht gaat over ....
Slide 23 - Open vraag
rechtsgebieden gaan over =>
burgerlijk recht => recht tussen personen
staatsrecht => organisatie van Nederlandse staat
strafrecht => verboden gedrag
bestuursrecht => bestuurstaak van overheid
internationaal recht => recht tussen landen
Slide 24 - Tekstslide
het Burgerlijk Wetboek is een wet uit het rechtsgebied
A
strafrecht
B
bestuursrecht
C
staatsrecht
D
burgerlijk recht
Slide 25 - Quizvraag
de Provinciewet is een wet uit het rechtsgebied
A
strafrecht
B
bestuursrecht
C
staatsrecht
D
burgerlijk recht
Slide 26 - Quizvraag
staatsrecht
is het rechtsgebied dat beschrijft hoe de Nederlandse staat is georganiseerd
voorbeelden: Grondwet, Gemeentewet, Provinciewet, Kieswet
Slide 27 - Tekstslide
het rechtsgebied dat relaties beschrijft tussen personen is het
A
bestuursrecht
B
burgerlijk recht
C
strafrecht
D
staatsrecht
Slide 28 - Quizvraag
aan normatieve regels
A
hoef je je niet te houden. Bij overtreding volgt geen straf
B
moet je je wel houden. Bij overtreding volgt een straf
Slide 29 - Quizvraag
een voorbeeld van een rechtsfeit is
Slide 30 - Open vraag
rechtsfeit
handeling met bedoeld rechtsgevolg => koopovereenkomst
handeling met onbedoeld rechtsgevolg => aanrijding
geen handeling maar wel feit met rechtsgevolg => geboorte
Slide 31 - Tekstslide
een Europese Verordening
A
heeft directe werking in alle lidstaten
B
heeft geen directe werking in alle lidstaten
Slide 32 - Quizvraag
Europese Verordening is
geschreven recht
heeft directe werking in alle lidstaten
gaat vaak over een bepaald onderwerp (voorbeelden: AVG, voedselveiligheid, medische hulpmiddelen )
Slide 33 - Tekstslide
een ministeriële regeling wordt gemaakt door:
A
Gedeputeerde Staten
B
de gemeenteraad
C
de regering
D
de minister
Slide 34 - Quizvraag
wat?
wet
AMvB
ministeriële regeling
provinciale verordening
gemeentelijke verordening
door wie?
regering + Staten-Generaal
regering
minister
Provinciale Staten
gemeenteraad
Slide 35 - Tekstslide
autonomie betekent dat een gemeente:
A
toestemming nodig heeft van de provincie
B
zelfstandig mag beslissen
C
auto's in eigendom kan hebben
D
toestemming nodig heeft van het Rijk
Slide 36 - Quizvraag
autonomie
lokale overheden (provincies en gemeenten) kunnen zelf beslissen over hun beleid
Slide 37 - Tekstslide
medebewind houdt in een provincie:
A
samen met rechters landelijke wetgeving uitvoert
B
zelfstandig beslist over wetgeving en beleid
C
samen met de Officier van Justitie landelijke wetgeving uitvoert
D
ook landelijke wetgeving en beleid uitvoert
Slide 38 - Quizvraag
medebewind
Landelijke wetgeving en beleid moeten worden uitgevoerd. Lokale overheden helpen hierbij. Dit helpen wordt medebewind genoemd.
Slide 39 - Tekstslide
gewoonterecht
A
bestaat niet meer
B
is geschreven recht
C
is Europees recht
D
is ongeschreven recht
Slide 40 - Quizvraag
wat is geen voorwaarde van gewoonterecht?
A
onafgebroken en sinds lange tijd als regel gebruikt
B
dat het is opgeschreven in een wet
C
vaak is herhaald
D
door de samenleving als regel wordt geaccepteerd
Slide 41 - Quizvraag
Welke uitspraak over rechtsbronnen is waar?
A
De belangrijkste rechtsbron is het verdrag
B
De belangrijkste rechtsbron is de gewoonte
C
De belangrijkste rechtsbron is de Wet
D
De belangrijkste rechtsbron is de jurisprudentie
Slide 42 - Quizvraag
Waar kun je jurisprudentie vinden?
A
in je wettenbundel
B
op www.rechtspraak.nl
C
op www.wetten.nl
D
jurisprudentie is ongeschreven recht, je vindt het niet terug
Slide 43 - Quizvraag
Ongeveer de van het recht dat in Nederland geldt
komt van de EU. Er zijn twee soorten wetgeving: Europese
en . Een werkt
direct in Nederland. Dit staat in artikel
De inhoud van een richtlijn moet eerst opgenomen
worden in de voordat het een
van het land kan zijn
helft
verordeningen
richtlijnen
Europese verordening
93 GW
nationale wetgeving
rechtsbron
Slide 44 - Sleepvraag
Meer lessen zoals deze
Inleiding recht - les 4
Augustus 2024
- Les met
12 slides
Inleiding recht
MBO
Studiejaar 1
Inleiding recht - les 4
Augustus 2024
- Les met
12 slides
Inleiding recht
MBO
Studiejaar 1
Inleiding recht - les 4
September 2024
- Les met
12 slides
Inleiding recht
MBO
Studiejaar 1
Basiskennis Recht H4 Bronnen van het recht
20 dagen geleden
- Les met
32 slides
Recht
MBO
Studiejaar 1
Inleiding recht - les 4
September 2022
- Les met
20 slides
Inleiding recht
MBO
Studiejaar 1
Inleiding recht P1 - H4
Oktober 2024
- Les met
24 slides
Recht
MBO
Studiejaar 1
Inleiding recht - les 4 (met video)
Augustus 2024
- Les met
12 slides
Inleiding recht
MBO
Studiejaar 1
Inleiding recht - les 4 (met video)
September 2023
- Les met
12 slides
Inleiding recht
MBO
Studiejaar 1