Herhalen taalverzorging 2KB periode 3

Herhalen taalverzorging 2KB periode 3
1 / 36
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

In deze les zitten 36 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Herhalen taalverzorging 2KB periode 3

Slide 1 - Tekstslide

Wat is de persoonsvorm
A
Belangrijkste werkwoord in de zin
B
Waar de zin over gaat

Slide 2 - Quizvraag

Hoe kan ik de persoonsvorm in een zin vinden?

Slide 3 - Open vraag

Wat is de persoonsvorm:
Mijn oma heeft nog een oude typemachine.

Slide 4 - Open vraag

Wat is de persoonsvorm:
In het hotel klonk ineens het brandalarm.

Slide 5 - Open vraag

Wat is het onderwerp
A
Belangrijkste werkwoord in de zin
B
Waar de zin over gaat

Slide 6 - Quizvraag

Wat is het onderwerp:
De kleine hamster draaide rondjes in het rad.

Slide 7 - Open vraag

Wat is het onderwerp:
Langs de snelweg zijn grote reclameborden geplaatst.

Slide 8 - Open vraag

Wat is het werkwoordelijk gezegde?

Slide 9 - Open vraag

Als er maar 1 werkwoord in de zin staat, is het de persoonsvorm
A
Waar
B
Niet waar

Slide 10 - Quizvraag

Werkwoordelijk gezegde:
Het kalfje was ’s nachts geboren

Slide 11 - Open vraag

Werkwoordelijk gezegde:
Tess kon al heel jong lezen

Slide 12 - Open vraag

Hoeveel persoonsvormen heeft een samengestelde zin?

Slide 13 - Open vraag

Voegwoorden

Slide 14 - Woordweb

Samengestelde zin:
Mijn mobiel valt. Ik zit op de fiets.

Slide 15 - Open vraag

Samengestelde zin:
Kelly kreeg een geurtje. Het rook niet zo lekker.

Slide 16 - Open vraag

Hoe vind ik het lijdend voorwerp?

Slide 17 - Open vraag

Wat is het lijdend voorwerp:
Afgelopen weekend heb ik mijn slaapkamer opgeruimd.

Slide 18 - Open vraag

De tas is van uw
A
Fout
B
Goed

Slide 19 - Quizvraag

Is dit (jou/jouw) slaapkamer?

Slide 20 - Open vraag

Wanneer gebruik je een 's
A
Klankverwarring
B
Na de -y
C
Achter een klinker
D
Achter een medeklinker

Slide 21 - Quizvraag

Hoe schrijf je het meervoud van oma

Slide 22 - Open vraag

Hoe schrijf je het meervoud van familie?

Slide 23 - Open vraag

Welke woorden kan je verkleinen?
A
Lidwoorden
B
Zelfstandige naamwoorden
C
Werkwoorden

Slide 24 - Quizvraag

Wat is het verkleinwoord van baby?

Slide 25 - Open vraag

Wat is het verkleinwoord van saté?

Slide 26 - Open vraag

Persoonsvorm verleden tijd:
De scooter (remmen) veel te laat.

Slide 27 - Open vraag

Persoonsvorm tegenwoordige tijd:
In de winter (sluiten) het park om 6

Slide 28 - Open vraag

Welke werkwoorden kunnen van klank veranderen?
A
Sterke
B
Zwakke

Slide 29 - Quizvraag

Wanneer gebruik je een voltooid deelwoord?

Slide 30 - Open vraag

Welk woord gebruik je om te kijken of je een -t of -d schrijft?

Slide 31 - Open vraag

Voltooid deelwoord:
Gaya heeft geld gespaard voor de vakantie.

Slide 32 - Open vraag

Hoe schrijf je het voltooid deelwoord:
Mitchel heeft vanavond heel lekker (koken)

Slide 33 - Open vraag

Hoe schrijf je het voltooid deelwoord:
De rommel in de garage is eindelijk (weggooien)

Slide 34 - Open vraag

Nog vragen?

Slide 35 - Woordweb

Leren:
Cursus 5 paragraaf 2 (Online Nieuw Nederlands)

Cursus 5 paragraaf 4 (blz 208/209)
Cursus 5 paragraaf 6 (blz 212/213)
Cursus 6 paragraaf 4 (blz 220/221)
Cursus 6 paragraaf 5 (blz 222/223)
Cursus 7 paragraaf 6 (blz 234/235)
Cursus 7 paragraaf 7 (blz 236/237)
Cursus 7 paragraaf 10 (Online Nieuw Nederlands)
Cursus 7 paragraaf 11 (blz 238/239)







Slide 36 - Tekstslide