Voltooid en onvoltooid deelwoord

Welkom 1HVA
Cursus 7:  Werkwoordspelling
§10 Voltooid en onvoltooid deelwoord

Voordat we gaan beginnen:
Log in op LessonUp
Neem je boek voor je 
op blz. 258
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Welkom 1HVA
Cursus 7:  Werkwoordspelling
§10 Voltooid en onvoltooid deelwoord

Voordat we gaan beginnen:
Log in op LessonUp
Neem je boek voor je 
op blz. 258

Slide 1 - Tekstslide

Welke spellingsregels ken je?

Slide 2 - Woordweb

Slide 3 - Tekstslide

Voltooid deelwoord
  • Een handeling is (vaak) afgerond = voltooid
  • Er staat een vorm van hebben/zijn/worden in de zin
  • begint vaak met ge-, be- of, ver-

Sterke werkwoorden eindigen op -en
De trein is op het perron aangekomen.

Zwakke werkwoorden eindigen op een -t of -d
Op school worden er verschillende activiteiten georganiseerd.
  • verlengproef
  • 't eX KoFSCHIP

Slide 4 - Tekstslide

Wat is de juiste vorm van het voltooid deelwoord?

RAKEN
A
Geraakd
B
Geraakt
C
Geraken

Slide 5 - Quizvraag

Wat is de juiste vorm van het voltooid deelwoord?

DUWEN
A
Geduwt
B
Geduwd
C
Geduwen

Slide 6 - Quizvraag

Wat is de juiste vorm van het voltooid deelwoord?

ETEN
A
Gegeet
B
Gegeed
C
Gegeten

Slide 7 - Quizvraag

Wat is de juiste vorm van het voltooid deelwoord?

VREZEN
A
Gevreest
B
Gevreesd
C
Gevrezen

Slide 8 - Quizvraag

Wat is de juiste vorm van het voltooid deelwoord?

BELONEN
A
Beloond
B
beloont
C
Gebelonen

Slide 9 - Quizvraag

Onvoltooid deelwoord
  • Geeft aan dat een handeling op dat moment aan de gang is/was.
Ik ga fietsend naar mijn werk.
Mopperend liep mijn vader door de regen.

  • Regel: hele werkwoord + d

Slide 10 - Tekstslide

Voorbeelden
Voltooid deelwoord
Sabine en Claire zijn naar de training gefietst.
Jari en Marie hebben hard gelachen om de grap.

Onvoltooid deelwoord
Sabine en Clair gaan fietsend naar de training.
Lachend vertellen Jari en Marie een grap.

Slide 11 - Tekstslide

Vul de juiste vorm in: kies vd of od.

___ (surfen) op de golven komen de dolfijnen dichterbij.
A
gesurft
B
surfent
C
gesurfd
D
surfend

Slide 12 - Quizvraag

Vul de juiste vorm in: kies vd of od.

Heeft Jos eigenlijk wel zijn tanden ___ (poetsen)?
A
gepoetst
B
poetsent
C
gepoetsd
D
poetsend

Slide 13 - Quizvraag

Vul de juiste vorm in: kies vd of od.

Al ___ (gamen) heb ik mij geen moment ___ (vervelen).
A
gegamet, verveelt
B
gament, vervelent
C
gegamed, verveeld
D
gamend, verveeld

Slide 14 - Quizvraag

Vul de juiste vorm in: kies vd of od.

De minister heeft ___ (stotteren) veel ___ (beloven).
A
gestottert, belooft
B
stotterent, belovent
C
stotterend, beloofd
D
stotterend, belooft

Slide 15 - Quizvraag

Voltooid deelwoord
Onvoltooid deelwoord
Sleep de onderstaande woorden naar het juiste rode vak
slapend
huilend
kijkend
troostend
gapend
gemaakt
beleefd
gestampt
gekocht
geleefd

Slide 16 - Sleepvraag

Gisteren heb ik een tropische fruitsalade -gemaakt-.
A
voltooid deelwoord
B
onvoltooid deelwoord

Slide 17 - Quizvraag

Mijn zusje moest -huilend- van het lachen naar de directeur.
A
voltooid deelwoord
B
onvoltooid deelwoord

Slide 18 - Quizvraag

Noteer de juiste spelling van de werkwoorden.

"De schipbreukeling heeft al [zwemmen] het eiland [bereiken].

Slide 19 - Open vraag

Noteer de juiste spelling van de werkwoorden.

"[Hangen] aan een tak heeft mijn broertje de buurt wakker [schreeuwen].

Slide 20 - Open vraag

Opdrachten maken:
blz. 258
Opdracht 1,2 en 4

Slide 21 - Tekstslide