Voorbereiding H7&H8

Voorbereiding H7&H8
1 / 36
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 36 slides, met interactieve quiz en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Voorbereiding H7&H8

Slide 1 - Tekstslide

Moreel wangedrag
Als je verzekerd bent, heb je misschien de neiging minder voorzichtig met je spullen om te gaan. 

Dit heet moreel wangedrag.

Slide 2 - Tekstslide

Moreel wangedrag bestrijden
  • Een verplicht eigen risico instellen
  • Bonus malus (trede) regeling
  • Maximumvergoeding invoeren

Slide 3 - Tekstslide

Particuliere verzekeringen
sluit je zelf af bij een bank of verzekeraar

betaal je maandelijks premie voor 

zijn vrijwillig+ dekken persoonlijke risico's 
van voornamelijk bezit 


bijvoorbeeld: inboedelverzekering, fietsverzekering, reisverzekering, overlijdensrisicoverzekering, aansprakelijkheidsverzekering, rechtsbijstandverzekering, autoverzekering, uitvaartverzekering, enz enz

Slide 4 - Tekstslide

Verzekeren
  • Collectieve verzekeringen, verplicht vast gesteld welke uitkering of vergoeding je krijgt. 
  • Particuliere verzekeringen, zelf kiezen en ook verplicht. 

Slide 5 - Tekstslide

Particuliere verzekeringen

Slide 6 - Tekstslide

Collectieve verzekeringen
De sociale verzekeringen in Nederland zijn allemaal collectieve verzekeringen. Het kenmerk van collectieve verzekeringen is dat je niet vrij bent om je wel of niet te verzekeren. De overheid dwingt iedereen via de wet tot deelname.

Slide 7 - Tekstslide

Duurzaam consumeren
is consumeren zonder daarbij mens of milieu te benadelen.  

Een duurzame consument is kritisch en vraagt zich continu af hoe een product gemaakt is, waar het vandaan komt en of er kinderarbeid, dierenleed of giftige stoffen aan te pas komen tijdens het productieproces.

Slide 8 - Tekstslide

Kopen:

  • Rente lening aftrekbaar (maandlasten dalen)
  • Bouwt vermogen op (aflossen lening of waardestijging huis)
  • Baas in eigen huis (aanpassing of verbouwing mogelijk)
  • Onderhoudskosten voor rekening van eigenaar
Huren:

  • Huur per maand kwijt aan verhuurder
  • Eventuele jaarlijkse huurverhoging
  • Eventuele verhoging servicekosten
  • Mogelijkheid huurtoeslag: bijdrage vanuit de overheid voor huurders met een laag inkomen 
  • Aanpassing beperkt
  • Onderhoudskosten voor rekening van verhuurder

Slide 9 - Tekstslide

Voordeel kopen
– Met een eigen huis doe je wat je wil, jij bent de baas.

– Mogelijke waardestijging. Crisis of niet, een huis is een belegging voor de lange termijn.

– Meer keuze, geen wachtlijsten voor een goede woning.

– Je profiteert van de hypotheekrenteaftrek.

Slide 10 - Tekstslide

Nadeel kopen
– het kopen van een huis kost veel geld, zoals overdrachtsbelasting.

– mogelijkheid van waardedaling. Als de markt tegenzit, kan het verkopen van een huis lang duren.

– het onderhoud is voor jou.

– woonlasten kunnen variëren door wijziging rente en onzekerheid over hypotheekrenteaftrek.

Slide 11 - Tekstslide

Kopen
Huren
Je spaart voor je oude dag
Je hebt hogere onderhoudskosten
Je hebt een opstalverzekering
Je ondervindt geen nadeel bij een prijsdaling van de woning
Je loopt een daling van de hypotheekrente mis
Je ben flexibel als je wil verhuizen.

Slide 12 - Sleepvraag

Slide 13 - Tekstslide

externe effecten

Slide 14 - Tekstslide

Externe effecten
Extern effect: Een gevolg van vraag of aanbod waar geen prijs voor wordt betaald. 

Negatieve externe effecten: Extern effect waarbij de welvaart daalt.

Positieve externe effecten: Extern effect waarbij de welvaart groeit. 

Slide 15 - Tekstslide

Positieve externe effecten
Negatiever externe effecten

Slide 16 - Tekstslide

Zorgt Beyoncé voor inflatie?
1. Lees in stilte het artikel
2. Bedenk negatieve externe effecten uit het artikel.
3. Bedenk positieve externe effecten uit het artikel.
4. Bedenk zelf nog externe effecten erbij.
5. Klassikaal bespreken

Artikel: Beyoncé
https://www.nu.nl/economie/6268092/zweedse-econoom-wijt-hoge-inflatie-aan-niemand-minder-dan-beyonce.html 
timer
1:00

Slide 17 - Tekstslide

Een concert van Beyoncé 
Positieve externe effecten:
  • Je moet een hotel boeken.
  • Je eet van te voren bij een restaurant of bij en fastfoodketen.
  • Meer werkgelegenheid voor de mensen achter de bar en de beveiliging ect.
Negatieve externe effecten:
  • Er ontstaan files rondom het concert.
  • Er zijn overvolle treinen.
  • Parkeren in omliggende wijken.
  • Geluidsoverlast omwonende.
  • Hotelprijzen stijgen.
  • Mensen uit het buitenland komen met het vliegtuig, dus meer co2 uitstoot.
  • Er kan inflatie ontstaan.

Slide 18 - Tekstslide

Externe effecten
Voorbeeld negatief extern effecten 

Milieuvervuiling door het rijden met de auto wordt niet door de markt in de prijs van benzine meegenomen.
De overheid corrigeert dit met een accijnsbedrag per liter benzine.

Slide 19 - Tekstslide

wat kan de overheid doen tegen externe effecten?
subsidies
de overheid kan een geldbedrag geven voor het gebruik van producten, die milieuvervuiling tegengaan 
verbod
ze kunnen een verbod instellen, zoals het rookverbod 

Slide 20 - Tekstslide

De overheid grijpt in
Wat kan de overheid doen?
1. Regels stellen voor bedrijven over producten/ productie
Bijv. kwaliteitseisen aan producten, vermindering van CO2 uitstoot verplichten, etc.

2. Belastingen op negatieve externe effecten (!)
Bijv. vliegbelasting, accijns op sigaretten/ alcohol, suikertax.

Slide 21 - Tekstslide

De overheid grijpt in
Wat kan de overheid doen?
3. Subsidies
     De overheid geeft geld aan organisaties die goede dingen doen. 
     Bijv. voetbalvereniging krijgt subsidie (geld) van de gemeente om kinderen
     te laten bewegen -> positief extern effect aanmoedigen.

4. Voorlichting voor consumenten
     De overheid informeert consumenten over hun keuzes.


Slide 22 - Tekstslide

Waarom grijpt de overheid in bij externe effecten?
  • De overheid grijpt in om de negatieve externe effecten zoveel mogelijk te beperken.

  • Wat kan de overheid voor maatregelen nemen om deze negatieve externe effecten te beperken?
  1.  Accijns
  2.  Bpm
  3.  Vliegtax 

Slide 23 - Tekstslide

Opdracht 
Een verzekering voor de wettelijke aansprakelijkheid van automobilisten heeft te maken met een gemiddelde schade van € 6.000 per gebeurtenis. Het aantal verzekerden bij de maatschappij is 100.000. Per jaar claimt slechts 1 op de 20 verzekerden een schade. Ga er bij de berekeningen van uit dat de maatschappij zelf niets verdient.

A. Bereken hoe groot de totale schade is voor die maatschappij per jaar. 
B. Bereken de hoogte van de premie om deze kosten te dekken. 
Het aantal verzekerden neemt toe met 20%.
C. Gaat de premie omhoog, omlaag of blijft deze gelijk. Motiveer het antwoord. 



Slide 24 - Tekstslide

Antwoorden

a. 100.000 / 20 × 6.000 = € 30.000.000.
b. 6.000 / 20 = € 300 of € 30.000.000 / 100.000 = € 300.
c. Geen, want er komt in verhouding evenveel schade bij als de premieopbrengsten stijgen.

Slide 25 - Tekstslide

Premiedifferentiatie
Sommigen lopen meer risico dan anderen:
  • Goede risico's: mensen die relatief weinig risico lopen
  • Slechte risico's: mensen die relatie veel risico lopen

Zelfde premie? --> Goede risico's haken af: Averechtse selectie

Oplossing --> Premiedifferentiatie: Hoe meer risico je loopt, hoe meer premie je betaalt.


Slide 26 - Tekstslide

Averechtse selectie
Averechtse selectie: alleen mensen die van zichzelf weten dat ze groot risico lopen nemen de verzekering.
  • Wat gebeurt er met de premie door averechtse selectie?
  • Risico dat de verzekeraar moet dekken wordt groter > premie gaat omhoog

Slide 27 - Tekstslide

Averechtse selectie 

Als verzekeringen niet verplicht zijn, zullen alleen mensen met een hoog risico zich verzekeren, met als gevolg hoge premies (averechtse selectie).


Dit kan (bij onvrijwillig risico) als onrechtvaardig worden ervaren.

Slide 28 - Tekstslide

Hoe kun je averechtse selectie beperken?
Premiedifferentiatie: verschillende premies vragen aan verschillende groepen. Dit is vorm van prijsdiscriminatie. Mensen met een hoog risico moeten meer betalen.

Bonus/malussysteem. In feite is dit ook premiedifferentiatie: hoe langer je geen claim indient, des te lager je premie.

Slide 29 - Tekstslide

Informatie, premiedifferentiatie en eigen risico
Wat kan een verzekeraar doen om problemen te verminderen?

Kernwoorden:
- informatie verzamelen
- premiedifferentiatie / bonus-malus
- eigen risico

Slide 30 - Tekstslide

Risicoaversie
Mensen hebben een natuurlijke afkeer
van risico's. Dit noemen we risicoaversie.



Je kunt je verzekeren voor de financiële gevolgen van het risico. Het risico is de kans op schade of verlies. De verzekeraar neemt dan de gevolgen van het risico over van de verzekerde.

Slide 31 - Tekstslide



risicoavers: iemand die zo weinig mogelijk risico wil
                       lopen.

Hoe meer risicoavers iemand is, hoe meer verzekeringen hij zal nemen.

Slide 32 - Tekstslide

8.5 Erven
Een erfenis= alle schulden en bezittingen die een overledenen nalaat.

In een testament kan je bepalen naar wie je erfenis gaat.
Is er geen testament??--> Dan staat in het erfrecht dat je wettige partner en je bloedverwanten de erfgenamen zijn.

Slide 33 - Tekstslide

Wettelijke erfgenamen
Echtgenoten en kinderen van de overledene

Hier is de wettelijke verdeling 50/50.
Bij gemeenschap van goederen verandert deze verhouding en zal alleen 50% van de erfenis verdeeld worden onder de erfgenamen.

Slide 34 - Tekstslide

Erfenis ...
... betreft alle bezitting en schulden die de een overledene na laat.

Erven met testament: Hierin staat wie de erfgenamen zijn.

Erven zonder testament: De wet bepaald wie de erfgenamen zijn. 

Slide 35 - Tekstslide

Hoeveel erfbelasting betalen? 
Berekening per erfgenaam maken

Belast bedrag = erfdeel - vrijstelling
Erfbelasting = tarief x belast bedrag 

Let op schijvenstelsel: bij hogere bedragen zijn er 2 tarieven van toepassing zie opdracht 8.17 t/m 8.19


Slide 36 - Tekstslide