In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
De Tweede Wereldoorlog
paragraaf 6.3
Slide 1 - Tekstslide
Wat gaan we doen?
- Terugblik vorige paragrafen
- Uitleg 6.3 WOII
- Les afsluiten
Slide 2 - Tekstslide
Wat hoort bij nationaal socialisme
A
een volk, een rijk, een leider
B
meerdere volkeren, een rijk, een leider
C
een volk, een rijk, meerdere leiders
D
Een volk, meerdere rijken, een leider
Slide 3 - Quizvraag
Welke van deze vier uitspraken past bij de NSDAP van Hitler?
A
"Duitsland moet zo snel mogelijk de schade uit de Eerste Wereldoorlog vergoeden."
B
"Duitsland moet zorgen voor goede contacten met Frankrijk en Groot-Brittannië."
C
"In Duitsland is iedereen - katholiek of protestant, jood of christen - gelijk."
D
"In Duitsland zijn, dankzij ons, over een paar jaar geen werklozen meer te vinden."
Slide 4 - Quizvraag
Welk kenmerk van fascisme?
A
gevoel gaat boven verstand
B
nationalisme
C
mensen zijn ongelijk
D
verheerlijking van geweld
Slide 5 - Quizvraag
Gebruik de bron.
In welk jaar is deze foto gemaakt?
A
1930
B
1933
C
1936
D
1939
Slide 6 - Quizvraag
Welke van deze vier uitspraken past bij de NSDAP van Hitler?
A
"Duitsland moet zo snel mogelijk de schade uit de Eerste Wereldoorlog vergoeden."
B
"Duitsland moet zorgen voor goede contacten met Frankrijk en Groot-Brittannië."
C
"In Duitsland is iedereen - katholiek of protestant, jood of christen - gelijk."
D
"In Duitsland zijn, dankzij ons, over een paar jaar geen werklozen meer te vinden."
Slide 7 - Quizvraag
Wat was een oorzaak van de ontwikkeling die te zien is in bron 1
A
de afschaffing van de parlementaire democratie in Duitsland
B
de bepalingen van het Verdrag van Versailles
C
de beurskrach op Wallstreet in de Verenigde Staten
D
de oprichting van de Republiek van Weimar
Slide 8 - Quizvraag
Hoe ontstaat er in Duitsland een grote crisis in 1929?
A
Frankrijk koopt geen producten van de VS meer
B
Duitsland weigert de herstelbetalingen te doen
C
De VS wilt het geleende geld terug
Slide 9 - Quizvraag
Wat gebeurt er als geld bijgedrukt wordt?
A
De waarde van geld daalt
B
De waarde van geld stijgt
Slide 10 - Quizvraag
Wat gebeurt er als geld bijgedrukt wordt?
A
Prijzen dalen
B
Prijzen stijgen
Slide 11 - Quizvraag
Welke van de volgende beweringen is juist? I De NSDAP en Hitler zijn op een democratische manier aan de macht gekomen II In 1934 waren alle Duitse partijen verboden behalve de NSDAP
A
I is juist, II is onjuist
B
I is onjuist, II is juist
C
Beide zijn onjuist
D
Beide zijn juist
Slide 12 - Quizvraag
Op de poster staat: 'Onze laatste hoop: Hitler.' De poster is gemaakt in de tijd dat er crisis was in Duitsland.
Leg uit waarom dit een propaganda poster is?
Klik om in te zoemen
Slide 13 - Open vraag
→Welke uitspraak past bij de ideeën van Hitler?
A
De parlementaire democratie is een slechte vorm van bestuur
B
Godsdienst moet de basis van de politiek zijn.
C
Het groepsbelang is minder belangrijk dan de vrijheid van het individu.
D
Man en vrouw zijn in de maatschappij gelijk aan elkaar.
Slide 14 - Quizvraag
Leg de zin uit: 'Hitler is democratisch aan de macht gekomen en heeft op een democratische manier Duitsland tot een dictatuur gemaakt.'
Slide 15 - Open vraag
Gebruik de bron
→Welke toelichting past bij de bron?
A
Hitler gebruikt censuur om alle tegenstanders uit te
schakelen.
B
Hitler gebruikt censuur om de parlementaire democratie af
te schaffen.
C
Hitler gebruikt propaganda om door verkiezingen aan de macht te
komen.
D
Hitler gebruikt propaganda om het volk achter zich te krijgen tijdens de
Tweede Wereldoorlog.
Slide 16 - Quizvraag
Slide 17 - Video
Aan het eind van deze les
ken je vier van Hitlers motieven voor het starten van WOII
Ken je de kenmerken van nationaalsocialisme
Je kunt verklaren hoe Hitler van Duitsland een totalitaire staat maakte
Je kent de belangrijkste keerpunten uit WOII
Slide 18 - Tekstslide
Wat waren Hitlers motieven?
Wraak voor vernedering Verdrag van Versailles
Heims in Reich
Lebensraum (leefruimte voor Duitsers)
Versterking 'Duitse' Ras
Slide 19 - Tekstslide
Maar eerst: opbouw Nazi-Duitsland
totalitair (leven vd burgers onder controle overheid)
dictatuur (leiderschapsverheerlijking)
propaganda
indoctrinatie
Rassenleer
antisemitisme
Slide 20 - Tekstslide
Vervolgens
bepalingen uit Verdrag van Versailles schenden
opbouw Leger + wapenindustrie
bezetting Rijnland
Heims in Reich creëren: Anschluss Oostenrijk + Sudetenland
Appeasementpolitiek
Slide 21 - Tekstslide
Appeasement
niet ingrijpen door FR. en GB, maar afwachten (nog niet klaar voor nieuwe oorlog)
Heims in Reich (alle Duitssprekenden in één land)
1938: Anschluss Oostenrijk
1938: Conferentie van München -> Sudetenland (Tsjecho-Slowakije)
'vrede bewaren'
Slide 22 - Tekstslide
1 september 1939: Start Tweede Wereldoorlog
volgende doel Hitler: Polen
om inmenging SU te voorkomen: niet aanvalsverdrag (Molotov-Ribbentroppact)
1 september 1939: Inval Polen door Nazi-Duitsland
Frankrijk en Engeland konden dit niet toestaan: oorlogsverklaring
Slide 23 - Tekstslide
Blitzkrieg in West-Europa
april-juli 1940
Blitzkrieg = snelle manier van oorlogsvoeren
In april/mei 1940:
Denemarken
Noorwegen
Nederland
België
Luxemburg
Frankrijk
Slide 24 - Tekstslide
Oorlog in Azië
Japan wilde de Macht in Azië -> opbouw industrie -> grondstoffen nodig
inmening VS voorkomen: Pearl Harbor -> oorlog verklaring aan as-mogendheden
1942: Nederlands Indië verovert -> Nederlandser in Jappenkampen
Slide 25 - Tekstslide
Leven in de Jappenkampen (2)
Slechte hygiëne en huisvesting
Ziektes
Gedwongen prostitutie (Troostmeisjes)
Ongeveer 25.000 Nederlanders zijn omgekomen in de Jappenkampen
Slide 26 - Tekstslide
1941: Operatie Barbarossa
Hitler breekt 22 juni 1941 het Molotov-Ribbentroppact en start de aanval tegen de SU
doel: Lebensraum + indamming communisme
Russen houden moeilijk stand, Duitsland snel bij Moskou
Slide 27 - Tekstslide
Slag bij Stalingrad
augustus 1942 - februari 1943
IJzige koude + slechte bevoorrading => verslaan Duitse leger door Rode leger (Sovjet-Unie)
Keerpunt in oorlog => vanaf Slag bij Stalingrad terugdringen Duitse leger -> opmars SU
Slide 28 - Tekstslide
D-Day (de Invasie)
6 juni 1944
Met de landing in Normandië kwam er eindelijk een front in het Westen, iets waar Stalin lang om had verzocht.
De D in D-Day staat voor Decision (beslissing)
Door D-Day , tweefrontenoorlog voor Duitsland
Slide 29 - Tekstslide
Bevrijding Europa
Stalin rukte met Rode Leger vanuit het Oosten op naar Berlijn (2 mei 1945 Berlijn bevrijd) -> Hitler pleegde op 30 april al zelfmoord
SU grote winnaar (eerste Berlijn bereikt)
De geallieerden (Engelsen, Canadezen, Amerikanen) Vanuit het Westen
Nederland 5 mei 1945 bevrijd
8 mei 1945: capitulatie Duitsland
Slide 30 - Tekstslide
Het einde
6 augustus 1945: atoombom op Hiroshima.
8 augustus 1945: atoombom op Nagasaki.
Slide 31 - Tekstslide
Atoombom op Hiroshima
Omdat Japan zich niet gewonnen geeft besluit President Truman een atoombom te gooien op Japan.
VS had al veel verliezen geleden en wilde geen grondtroepen sturen naar Azië
Proeven met atoombom in niet-bevolkte gebieden in New-Mexico.