3.1 Oorlog in Europa

 De Tweede Wereldoorlog
paragraaf 3.1
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

 De Tweede Wereldoorlog
paragraaf 3.1

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we doen?
- Terugblik Interbellum
- Uitleg 3.1 WOII
- Les afsluiten 

Slide 2 - Tekstslide

Wat hoort bij nationaal socialisme
A
een volk, een rijk, een leider
B
meerdere volkeren, een rijk, een leider
C
een volk, een rijk, meerdere leiders
D
Een volk, meerdere rijken, een leider

Slide 3 - Quizvraag

Welke van deze vier uitspraken past bij de NSDAP van Hitler?
A
"Duitsland moet zo snel mogelijk de schade uit de Eerste Wereldoorlog vergoeden."
B
"Duitsland moet zorgen voor goede contacten met Frankrijk en Groot-Brittannië."
C
"In Duitsland is iedereen - katholiek of protestant, jood of christen - gelijk."
D
"In Duitsland zijn, dankzij ons, over een paar jaar geen werklozen meer te vinden."

Slide 4 - Quizvraag

Welk kenmerk van fascisme?
A
gevoel gaat boven verstand
B
nationalisme
C
mensen zijn ongelijk
D
verheerlijking van geweld

Slide 5 - Quizvraag

Gebruik de bron.

In welk jaar is deze foto gemaakt?

A
1930
B
1933
C
1936
D
1939

Slide 6 - Quizvraag

Welke van deze vier uitspraken past bij de NSDAP van Hitler?
A
"Duitsland moet zo snel mogelijk de schade uit de Eerste Wereldoorlog vergoeden."
B
"Duitsland moet zorgen voor goede contacten met Frankrijk en Groot-Brittannië."
C
"In Duitsland is iedereen - katholiek of protestant, jood of christen - gelijk."
D
"In Duitsland zijn, dankzij ons, over een paar jaar geen werklozen meer te vinden."

Slide 7 - Quizvraag

Wat was een oorzaak van de ontwikkeling die te zien is in bron 1
A
de afschaffing van de parlementaire democratie in Duitsland
B
de bepalingen van het Verdrag van Versailles
C
de beurskrach op Wallstreet in de Verenigde Staten
D
de oprichting van de Republiek van Weimar

Slide 8 - Quizvraag

Hoe ontstaat er in Duitsland een grote crisis in 1929?
A
Frankrijk koopt geen producten van de VS meer
B
Duitsland weigert de herstelbetalingen te doen
C
De VS wilt het geleende geld terug

Slide 9 - Quizvraag

Wat gebeurt er als geld bijgedrukt wordt?
A
De waarde van geld daalt
B
De waarde van geld stijgt

Slide 10 - Quizvraag

Wat gebeurt er als geld bijgedrukt wordt?
A
Prijzen dalen
B
Prijzen stijgen

Slide 11 - Quizvraag

Welke van de volgende beweringen is juist?
I De NSDAP en Hitler zijn op een democratische manier aan de macht gekomen
II In 1934 waren alle Duitse partijen verboden behalve de NSDAP
A
I is juist, II is onjuist
B
I is onjuist, II is juist
C
Beide zijn onjuist
D
Beide zijn juist

Slide 12 - Quizvraag


→Welke uitspraak past bij de ideeën van Hitler?

A
De parlementaire democratie is een slechte vorm van bestuur
B
Godsdienst moet de basis van de politiek zijn.
C
Het groepsbelang is minder belangrijk dan de vrijheid van het individu.
D
Man en vrouw zijn in de maatschappij gelijk aan elkaar.

Slide 13 - Quizvraag

Slide 14 - Video

Aan het eind van deze les
  • ken je vier van Hitlers motieven voor het starten van WOII
  • Ken je de kenmerken van nationaalsocialisme 
  • Je kunt verklaren hoe Hitler van Duitsland een totalitaire staat maakte
  • Je kent de belangrijkste keerpunten uit WOII

Slide 15 - Tekstslide

Wat waren Hitlers motieven?

  • Wraak voor vernedering Verdrag van Versailles
  • Heims in Reich 
  • Lebensraum (leefruimte voor Duitsers)
  • Versterking 'Duitse' Ras 

Slide 16 - Tekstslide

Maar eerst: opbouw Nazi-Duitsland
  • totalitair (leven vd burgers onder controle overheid)
  • dictatuur (leiderschapsverheerlijking)
  • propaganda
  • indoctrinatie
  • Rassenleer
  • antisemitisme  

Slide 17 - Tekstslide

Vervolgens
  • bepalingen uit Verdrag van Versailles schenden
  • opbouw Leger + wapenindustrie
  • bezetting Rijnland
  • Heims in Reich creëren: Anschluss Oostenrijk + Sudetenland 
  • Appeasementpolitiek  

Slide 18 - Tekstslide

Appeasement 
  • niet ingrijpen door FR. en GB, maar afwachten (nog niet klaar voor nieuwe oorlog)
  • Heims in Reich (alle Duitssprekenden in één land)
  • 1938: Anschluss Oostenrijk
  • 1938: Conferentie van München -> Sudetenland (Tsjecho-Slowakije)
  •  'vrede bewaren' 

Slide 19 - Tekstslide

1 september 1939: Start Tweede Wereldoorlog 
  • volgende doel Hitler: Polen
  • om inmenging SU te voorkomen: niet aanvalsverdrag (Molotov-Ribbentroppact)
  • 1 september 1939: Inval Polen door Nazi-Duitsland
  • Frankrijk en Engeland konden dit niet toestaan: oorlogsverklaring   

Slide 20 - Tekstslide


Blitzkrieg in West-Europa
april-juli 1940






  • Blitzkrieg = snelle manier van oorlogsvoeren
In april/mei 1940:
  • Denemarken
  • Noorwegen
  • Nederland
  • België
  • Luxemburg
  • Frankrijk

Slide 21 - Tekstslide

1941: Operatie Barbarossa
  • Hitler breekt 22 juni 1941 het Molotov-Ribbentroppact en start de aanval tegen de SU
  • doel: Lebensraum + indamming communisme 
  • Russen houden moeilijk stand, Duitsland snel bij Moskou 

Slide 22 - Tekstslide


Slag bij Stalingrad
augustus 1942 - februari 1943




  • IJzige koude + slechte bevoorrading => verslaan Duitse leger door Rode leger (Sovjet-Unie)
  • Keerpunt in oorlog => vanaf Slag bij Stalingrad terugdringen Duitse leger -> opmars SU

Slide 23 - Tekstslide


D-Day (de Invasie)
6 juni 1944




  • Met de landing in Normandië kwam er eindelijk een front in het Westen, iets waar Stalin lang om had verzocht.
  • De D in D-Day staat voor Decision (beslissing)
  • Door D-Day , tweefrontenoorlog voor Duitsland

Slide 24 - Tekstslide

Bevrijding Europa 
  • Stalin rukte met Rode Leger vanuit het Oosten op naar Berlijn (2 mei 1945 Berlijn bevrijd) -> Hitler pleegde op 30 april al zelfmoord
  • SU grote winnaar (eerste Berlijn bereikt)
  • De geallieerden (Engelsen, Canadezen, Amerikanen) Vanuit het Westen 
  • Nederland 5 mei 1945 bevrijd
  • 8 mei 1945: capitulatie Duitsland

Slide 25 - Tekstslide


➤Aanleiding Tweede Wereldoorlog in Europa.




A
Anschluss
B
Bezetting Sudetenland
C
Aanval op Tsjechië
D
Aanval op Polen

Slide 26 - Quizvraag


Duitsland heeft tijdens de Tweede Wereldoorlog veel landen aangevallen, waaronder Frankrijk, Polen en de Sovjetunie.

Welke titel hoort bij de kaart van Europa?




A
bondgenoten van Duitsland tijdens de Tweede Wereldoorlog
B
Duitsland, bondgenoten en door Duitsland bezette gebieden
C
landen die deelnemen aan de Tweede Wereldoorlog
D
lidstaten van de geallieerden tijdens de Tweede Wereldoorlog

Slide 27 - Quizvraag



De kaarten laten verschillende troepenbewegingen zien tijdens de Tweede Wereldoorlog.

➤Wat is de juiste volgorde?







A
Eerst 2, dan 3, vervolgens 1 en ten slotte 4.
B
Eerst 2, dan 4, vervolgens 3 en ten slotte 1.
C
Eerst 1, dan 2, vervolgens 3 en ten slotte 4.
D
Eerst 4, dan 2, vervolgens 1 en ten slotte 3.

Slide 28 - Quizvraag


Veel historici zien de afloop van de Eerste Wereldoorlog als een oorzaak van de Tweede Wereldoorlog.

➤Welk argument hoort bij deze mening?






A
De Sovjet-Unie sloot een niet-aanvalsverdrag met Duitsland.
B
Duitsland was ontevreden over het Verdrag van Versailles.
C
Frankrijk wilde het verloren grondgebied terug hebben.
D
Groot-Brittannië vond dat Duitsland niet hard genoeg was aangepakt.

Slide 29 - Quizvraag

Welk aanval past bij de bron?
A
Blitzkrieg
B
D-day
C
Operatie Barbarossa
D
Slag om Stalingrad

Slide 30 - Quizvraag