Werkwoorden -er -re -ir + passé composé

Frans

-er werkwoorden
-re werkwoorden
-ir werkwoorden
Passé composé
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3,4

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Frans

-er werkwoorden
-re werkwoorden
-ir werkwoorden
Passé composé

Slide 1 - Tekstslide

je (demander)
A
je demand
B
je demande
C
je demands
D
je demandes

Slide 2 - Quizvraag

tu (punir)
A
tu punissons
B
tu punit
C
tu punis
D
tu punez

Slide 3 - Quizvraag

il (entendre)
A
il entendre
B
il entendez
C
il entendons
D
il entend

Slide 4 - Quizvraag

on (choisir)
A
on choisis
B
on choisi
C
on choisit
D
on choises

Slide 5 - Quizvraag

nous (parler)
A
nous parle
B
nous parlons
C
nous parles
D
nous parlez

Slide 6 - Quizvraag

vous (perdre)
A
vous perdre
B
vous perdez
C
vous perdrez
D
vous perdons

Slide 7 - Quizvraag

elles (chanter)
A
elles chantes
B
elles chanten
C
elles chante
D
elles chantent

Slide 8 - Quizvraag

le passé composé (vtt):
  • speelt zich af in de verleden tijd 
  • bestaat uit 2 werkwoorden: 
  • 1. hulpwerkwoord (avoir of être)
  • 2. voltooid deelwoord,     regels:
  • stam + é (bij ww eindigend op -er)
  • stam + u (bij ww eindigend op -re)
  • stam + i (bij ww eindigend op -ir)

Slide 9 - Tekstslide

Wat is goed?
A
elles ont parlent
B
elles ont parlé
C
elles parlent
D
elles a parlé

Slide 10 - Quizvraag

Mettez au passé composé:
ils (choisir=kiezen)

Slide 11 - Open vraag

Mettez au passé composé:
on (vendre=verkopen)

Slide 12 - Open vraag

Zet in de passé composé:
Nous (travailler=werken)

Slide 13 - Open vraag

Questions?

Slide 14 - Tekstslide

kun je de werkwoorden goed vervoegen?
ja
nee
een beetje
helemaal niet

Slide 15 - Poll

Hoe ga je oefenen met de werkwoorden?

Slide 16 - Open vraag