2B - Thema 2 Krachten
1 / 36
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
Wat gebeurt er met een dichtgevouwen papieren bloem als je ze op het wateroppervlak legt?
Hypothese:
Hypothese:
A
Er gebeurt niets.
B
De bloem zinkt.
C
De bloem gaat open.
D
De bloem draait om.
Slide 4 - Quizvraag
Slide 5 - Tekstslide
Slide 6 - Tekstslide
Welke uitspraak is fout?
A
Een kracht kan je niet zien.
B
Je kunt enkel zien wat de kracht doet.
C
Een kracht is een voorwerp dat je kan zien en aanraken.
D
Je kan enkel de uitwerking van een kracht zien.
Slide 7 - Quizvraag
Slide 8 - Tekstslide
A: Wat gebeurt er als je tegen een stilliggende tennisbal duwt?
Hypothese:
Hypothese:
A
Er gebeurt niets.
B
Een tennisbal komt uit stilstand tot beweging.
C
Een tennisbal verandert van richting.
D
Een tennisbal gaat van beweging naar stilstand.
Slide 9 - Quizvraag
Slide 10 - Tekstslide
Slide 11 - Tekstslide
B: Wat gebeurt er als een klasgenoot
een tennisbal opvangt?
Hypothese:
een tennisbal opvangt?
Hypothese:
A
Er gebeurt niets.
B
Een tennisbal komt uit stilstand tot beweging.
C
Een tennisbal verandert van richting.
D
Een tennisbal gaat van beweging naar stilstand.
Slide 12 - Quizvraag
Slide 13 - Tekstslide
Slide 14 - Tekstslide
C: Wat gebeurt er als je een tennisbal over
de rand van de tafel rolt??
Hypothese:
de rand van de tafel rolt??
Hypothese:
A
Er gebeurt niets.
B
Een tennisbal komt uit stilstand tot beweging.
C
Een tennisbal verandert van richting.
D
Een tennisbal gaat van beweging naar stilstand.
Slide 15 - Quizvraag
Slide 16 - Tekstslide
Slide 17 - Tekstslide
D: Wat gebeurt er als je een bolletje plasticine
op de grond laat vallen?
Hypothese:
op de grond laat vallen?
Hypothese:
A
Het bolletje kaatst weer omhoog.
B
Het bolletje spat uit elkaar
C
Het bolletje verandert niet.
D
Het bolletje verandert van vorm.
Slide 18 - Quizvraag
Slide 19 - Tekstslide
Slide 20 - Tekstslide
E: Wat gebeurt er als je de kracht vergroot wanneer
je een propje papier wegschiet?
Hypothese:
je een propje papier wegschiet?
Hypothese:
A
Het propje blijft in de elastiek hangen.
B
Het propje schiet minder ver weg.
C
Het propje schiet verder weg.
D
Het propje verandert niet.
Slide 21 - Quizvraag
Slide 22 - Tekstslide
Slide 23 - Tekstslide
Wanneer verandert een voorwerp
NIET van bewegingstoestand?
NIET van bewegingstoestand?
A
Als je het voorwerp opvangt.
B
Als het voorwerp versnelt.
C
Als het voorwerp vertraagt.
D
Als het voorwerp van richting verandert.
Slide 24 - Quizvraag
Hoe kan je de uitwerking van een kracht waarnemen?
A
verandering van vorm of kleur
B
verandering van vorm of bewegingstoestand
C
verandering van bewingstoestand of kleur
D
enkel verandering van bewegingstoestand
