Weer en klimaat 2.2 (theorie)

Hoofdstuk 2 Weer en klimaat
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeMiddelbare schoolvmbo b, k, gLeerjaar 1

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Hoofdstuk 2 Weer en klimaat

Slide 1 - Tekstslide

Paragraaf 2 De plaats op aarde en de temperatuur
Leerdoelen
  • Je weet hoe dag en nacht ontstaan
  • Je weet hoe de seizoenen ontstaan

Slide 2 - Tekstslide

Welk plaatje laat de breedte ligging zien?
A
B

Slide 3 - Quizvraag

Weer en klimaat zijn hetzelfde?
A
Waar
B
Niet waar

Slide 4 - Quizvraag

Het regende zondag. Is dat weer of klimaat?
A
Weer
B
Klimaat

Slide 5 - Quizvraag

Kenmerken van een tropisch klimaat zijn:
A
warm en regent weinig
B
warm en het regent veel
C
niet te warm en niet te koud met veel regen
D
korte droge zomer en lange koude winter

Slide 6 - Quizvraag

Waar kunnen GEEN bomen groeien
A
woestijnklimaat
B
poolklimaat
C
gematigd klimaat
D
tropisch klimaat

Slide 7 - Quizvraag

Elke 100 meter die je stijgt daalt de temperatuur met
A
0.6 graden
B
16 graden
C
6 graden
D
60 graden

Slide 8 - Quizvraag

Probeer in je eigen woorden uit te leggen hoe dag en nacht ontstaan?

Slide 9 - Open vraag

Slide 10 - Video

Probeer in je eigen woorden uit te leggen hoe dag en nacht ontstaan?

Slide 11 - Open vraag

  • Aarde draait in 24u om de aardas 

  • De aardas staat scheef
  • Aarde draait in 24u om eigen as: Aardas
  • Daarom gaat de zon in het gebied bij Noord-/Zuidpool één of meerdere dagen per jaar niet onder!

Slide 12 - Tekstslide

Zuidpool en Noordpool

Slide 13 - Tekstslide

Wat bedoelen we met de evenaar?
A
Een denkbeeldige lijn die de aarde in noord en zuid verdeeld
B
Dat is een sterrenbeeld
C
Dit zorgt voor evenwicht in de aarde

Slide 14 - Quizvraag

Slide 15 - Tekstslide

Ligt Nederland boven of onder de evenaar?
A
Boven, dus op het noordelijk halfrond
B
Onder, dus op het zuidelijk halfrond

Slide 16 - Quizvraag

Dampkring / atmosfeer dunne luchtlaag om de 
aarde (10km dik)
Bij de evenaar: recht op de aarde
- kortste weg van de zon naar de aarde
- hogere temperatuur
Bij de polen: schuin op de aarde
- langere weg van de zon naar de aarde
- lagere temperatuur
- poolgebied is tot aan de poolcirkels

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Video

Slide 19 - Video

- De aarde draait dus in 24u (1 dag!) om haar eigen as
- Aarde draait in één jaar om de zon
- Juni: noordelijk halfrond het meeste zonlicht
- December: noordelijk halfrond het minste zonlicht
- 21 maart en 21 september: zon precies boven
   de evenaar (lente en herfst)

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Nu:
Opdrachten maken! 

Slide 22 - Tekstslide

Weer: Toestand van de atmosfeer
- temperatuur, neerslag, wind, zonneschijn
- Op een bepaald moment
- Op een bepaalde plaats
- Kan van dag tot dag veranderen
- het weerbericht in de krant/tv
Klimaat: Gemiddelde weer (temperatuur, neerslag)
- Groot gebied
- Meting over periode van 30 jaar
- Veranderingen zie je pas na tientallen of honderden jaren

Slide 23 - Tekstslide

Dag en nacht ontstaan door het draaien van de aarde en het zonlicht dat op de aarde schijnt
A
Niet waar
B
Waar

Slide 24 - Quizvraag

We hebben te maken met zomer en winter omdat de aarde een beetje schuin naar de zon is gedraaid
A
Waar
B
Niet waar

Slide 25 - Quizvraag

Huiswerk: maken §2.2
  • Je weet hoe dag en nacht ontstaan
  • Je weet waarom het bij de evenaar warmer is dan bij de polen
  • Je weet hoe de seizoenen ontstaan
  • Je kent het verschil tussen weer en klimaat

Slide 26 - Tekstslide