In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Wat is ruilvoetverslechtering?
A
De waardering van de eindproducten om de grondstoffen te kunnen ruilen.
B
Het minder waard worden van de grondstoffen ten opzichte van de eindproducten.
C
Het verslechteren van de economie door het vergelijken van producten.
D
Het ruilen van grondstoffen tegen eindproducten.
Slide 3 - Quizvraag
Wat houdt protectionisme in?
A
Stimuleren van handel met andere landen
B
Het vasthouden van eigen bedrijven
C
Beschermen van de eigen handelsmarkt
D
Beleid om MNO's het land in te halen
Slide 4 - Quizvraag
Landen die een sterk groeiende industrie hebben horen bij ...
A
het centrum
B
de semi-periferie
C
het semi-centrum
D
de periferie
Slide 5 - Quizvraag
Landen als België, Denemarken, Luxemburg, Nederland en Zwitserland scoren op de globaliseringsindex (bron 1) hoger dan ongeveer even welvarende landen als Duitsland en de Verenigde Staten. Leg dit uit. Je uitleg moet een oorzaak-gevolgrelatie bevatten.
Slide 6 - Open vraag
global shift
internationale arbeidsverdeling
mondiaal netwerk
productieketen
tijd-ruimtecompressie
verschuiving van het economisch zwaartepunt
verdeling van de beroepsbevolking in de verschillende gebieden in de wereld
wordt gevormd door de triade
van grondstof tot eindproduct
relatieve afstanden nemen af
Slide 7 - Sleepvraag
Globalisering verstevigt de banden tussen gebieden. Tegelijkertijd zorgt globalisering ook voor verbrokkeling. China investeert fors in Afrika. Zal – op basis van figuur 7 – de ongelijkheid tussen de Afrikaanse landen toe- of juist afnemen? Licht je keuze toe.
Slide 8 - Open vraag
Wat is het verband tussen economische globalisering en de toename van regionale ongelijkheid in een land?
Slide 9 - Open vraag
De klassieke tegenstelling centrum-periferie geldt in de huidige tijd steeds minder. Het wereldsysteem is veel ingewikkelder geworden. Dat hangt zeker ook samen met de globalisering. Leg dat uit en gebruik in je uitleg het begrip ‘internationale arbeidsverdeling’. Let op: je uitleg moet een oorzaak-gevolgrelatie bevatten.
Slide 10 - Open vraag
Tijd-ruimtecompressie verloopt lang niet in alle gebieden even snel. Leg uit hoe dat komt. Gebruik in je antwoord de begrippen ‘infrastructuur’ en ‘relatieve afstand’. Je antwoord bestaat uit een oorzaak-gevolgrelatie.
Slide 11 - Open vraag
Door welke twee ontwikkelingen is de tijd-ruimtecompressie sterk bevorderd na 1980? A daling van de reistijden B daling van de vervoersprijzen C de wereld wordt een global village D globalisering E de opkomst van de vrijemarkteconomie
A
A B
B
A E
C
E B
D
C D
Slide 12 - Quizvraag
Welke drie krantenkoppen passen bij een bevordering van de vrijhandel? A ‘Controle aan de binnengrenzen van de EU verder afgebouwd’ B ‘EU beperkt onder druk van vooral Frankrijk de import van goedkope Chinese textielproducten’ C ‘EU sluit handelsverdrag met Canada’ D ’EU stelt hoge eisen aan invoer van olijven’ E ‘Importquota (hoeveelheid toegestane goederen) voor Braziliaanse schoenen door VS afgeschaft’
A
D B E
B
A B D
C
A C E
D
E B A
Slide 13 - Quizvraag
Welke drie begrippen of omschrijvingen zijn een oorzaak voor economische globalisering? A daling van de transportkosten B de ontwikkeling van de transporttechnologie C global shift D het wegvallen van handelsbarrières E ontstaan van handelsblokken F tijd-ruimtecompressie