Prepositions: Jouw Gids voor Tijd, Plaats, Richting en meer!
Prepositions: Jouw Gids voor Tijd, Plaats, Richting en meer!
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Onderdelen in deze les
Prepositions: Jouw Gids voor Tijd, Plaats, Richting en meer!
Slide 1 - Tekstslide
Deze slide heeft geen instructies
Doel van de Les
Aan het eind van deze les zul je in staat zijn om te definiëren wat preposities zijn, hoe ze worden gebruikt en hoe ze verschillen, en zul je in staat zijn om ze correct te gebruiken in zinnen.
Slide 2 - Tekstslide
Introduceer het doel van de les en de leerdoelen die de studenten zullen bereiken.
Wat weet je al over preposities?
Slide 3 - Woordweb
Deze slide heeft geen instructies
Wat zijn Preposities?
Preposities zijn woorden die gebruikt worden om de relatie tussen een zelfstandig naamwoord of voornaamwoord en andere woorden in een zin te tonen.
Slide 4 - Tekstslide
Definieer preposities en leg uit waarom ze belangrijk zijn in de grammatica.
Voorbeelden van Preposities
Voorbeelden van preposities zijn: in, op, onder, naast, boven, tussen, voor, achter, tijdens, bij, sinds, tot, van, naar, over, zonder, met, enzovoort.
Slide 5 - Tekstslide
Geef enkele voorbeelden van veelvoorkomende preposities en hun gebruik.
Plaatspreposities
Plaatspreposities laten de locatie van een object in een zin zien. Bijvoorbeeld: 'De pen ligt op de tafel'.
Slide 6 - Tekstslide
Leg uit wat plaatspreposities zijn en geef enkele voorbeelden van hun gebruik.
Tijdpreposities
Tijdpreposities laten zien wanneer iets gebeurt in een zin. Bijvoorbeeld: 'Ik sta elke ochtend om 7 uur op'.
Slide 7 - Tekstslide
Leg uit wat tijdpreposities zijn en geef enkele voorbeelden van hun gebruik.
Richtingpreposities
Richtingpreposities laten de richting van een beweging in een zin zien. Bijvoorbeeld: 'De hond rent naar het park'.
Slide 8 - Tekstslide
Leg uit wat richtingpreposities zijn en geef enkele voorbeelden van hun gebruik.
Overige Preposities
Andere preposities laten verschillende relaties zien zoals doel, middel, oorzaak, enzovoort. Bijvoorbeeld: 'Ik heb mijn brood gesmeerd met boter'.
Slide 9 - Tekstslide
Leg uit wat andere preposities zijn en geef enkele voorbeelden van hun gebruik.
Waar Plaatsen we Preposities?
Preposities worden altijd geplaatst voor een zelfstandig naamwoord of voornaamwoord. Bijvoorbeeld: 'De kat ligt onder het bed'.
Slide 10 - Tekstslide
Leg uit waar preposities worden geplaatst in een zin en geef enkele voorbeelden van hun gebruik.
Veelvoorkomende Fouten
Veelvoorkomende fouten bij het gebruik van preposities zijn het gebruik van de verkeerde prepositie, of het gebruik van een prepositie wanneer er geen nodig is. Bijvoorbeeld: 'Ik ga naar huis op 6 uur'.
Slide 11 - Tekstslide
Geef enkele veelvoorkomende fouten en hoe ze vermeden kunnen worden.
Oefeningen
Gebruik de volgende zinnen om de juiste prepositie te kiezen: 1. De bal ligt ____ de doos. 2. Ik ben geboren ____ 1990.
Slide 12 - Tekstslide
Geef enkele oefenzinnen waarin studenten de juiste prepositie moeten kiezen.
Correcties
1. De bal ligt in de doos. 2. Ik ben geboren in 1990.
Slide 13 - Tekstslide
Geef de correcte antwoorden op de oefenzinnen.
Leerdoelen
Aan het eind van deze les heb je geleerd wat preposities zijn, hoe ze worden gebruikt en hoe ze verschillen, en ben je in staat om ze correct te gebruiken in zinnen.
Slide 14 - Tekstslide
Herhaal de leerdoelen van de les om ervoor te zorgen dat de studenten de belangrijkste punten hebben begrepen.
Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.
Slide 15 - Open vraag
De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.
Schrijf 2 dingen op waarover je meer wilt weten.
Slide 16 - Open vraag
De leerlingen voeren hier twee dingen in waarover ze meer zouden willen weten. Hiermee vergroot je niet alleen betrokkenheid, maar geef je hen ook meer eigenaarschap.
Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.
Slide 17 - Open vraag
De leerlingen geven hier (in vraagvorm) aan met welk onderdeel van de stof ze nog moeite. Voor de docent biedt dit niet alleen inzicht in de mate waarin de stof de leerlingen begrijpen/beheersen, maar ook een goed startpunt voor een volgende les.