Vraag en aanbod_hst1_les 2

• Economie
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 4

Vraag en aanbod_hst1_les 1

Goede dag. Ga rustig op je plek zitten.

Jas over stoel

Pak je spullen (lesbrief, schrift, etui en rekenmachine)

Agenda les

• Uitleg Vraag en aanbod
• Uitleg collectieve vraagfunctie en individuele 
• Zelf aan de slag
• afsluiten les
• huiswerk
• extra uitleg filmpje teken vraag- en aanbodlijn

Welke prijs komt tot stand?

• arbeidsmarkt?
• arbeidsmarkt: loon
•  vermogensmarkt?
• vermogensmarkt: rente
• valutamarkt?
• valutamarkt: koers

Leerdoelen hst 1 par 1.1

• Je kunt het verschil tussen een concrete en abstracte markt omschrijven en voorbeelden geven  

Omzet bedrijf

Omzet= de verkopen van een bedrijf exclusief BTW = TO

Omzet= verkoopprijs excl BTW x afzet

Afzet= aantal stuks die verkocht worden = q

Vraaglijn: verband tussen prijs en hoeveelheid (dalende lijn)

Hoeveel stuks de consument bij een bepaalde prijs wil kopen

Leerdoelen hst 1 par 1.1

• Je kunt het verschil tussen een concrete en abstracte markt omschrijven en voorbeelden geven  

Aanbodkant

• Leveringsbereidheid (verkoopbereidheid): de bereidheid van de aanbieder om bij een bepaalde prijs een bepaalde hoeveelheid te leveren.
• Positief verband tussen prijs en aanbodlijn. Dester hoger de prijs dester meer er aangeboden wordt.
• De collectieve aanbodlijn: geeft het verband weer tussen de prijs van een product en het collectieve aanbod naar dat product. Dus alle individuele aanbodlijnen bij elkaar opgeteld.

Van individuele vraaglijn naar collectieve vraaglijn

• De individuele vraag: is de vraag van één consument naar een product.
• De collectieve vraag: is de gezamenlijke vraag van alle consumenten 
• De collectieve vraaglijn: geeft het verband weer tussen de prijs van een product en de collectieve vraag naar dat product. Dus alle individuele vraaglijnen bij elkaar opgeteld.

Zelf aan de slag

• Maak opdracht 1.2 t/m 1.11

NB tabellen invullen en tekenen grafieken mag in lesbrief

1.2 de vraagkant van de markt 

1.3a:Toon met behulp van de vraagfunctie aan dat bij een prijs van €60 Ilse inderdaad 3 broeken wil kopen?

P= 60 invullen in Qv

Qv=-0,05 x 60 +6= -3+6= 3 spijkerbroeken

1.3b:Leid uit de vraagfunctie af hoeveel spijkerbroeken Ilse vraagt bij een prijs van €0 ?

P= 0 invullen in vraagfunctie dus 6 spijkerbroeken

1.3c: Bereken met behulp van de vraagfunctie af bij welke prijs Ilse geen spijkerbroek meer wil kopen ?

vraagfunctie gelijk stellen aan o

-0,05P+6=0

-0,05P= -6

P= 120

1.3 de aanbodkant van de markt

aangeboden

Individuele aanbodfunctie

Van individueel naar collectief

De vraag van één persoon (hoeveel broodjes wil jij bij elke prijs in de kantine) = individueel

opgeteld bij de vraag van alle andere individuen

= de collectieve vraag

Collectieve vraaglijn

Optelsom van twee (of meer) individuele vraaglijnen.

Hoe?

Optelsom van twee (of meer) individuele vraaglijnen.

Hoe?

Stap 1 (klik hier)

Vind de laagste maximale betalingsbereidheid van de twee vraaglijnen.

Hier is dat 80 euro (Sanne).

Trek deze lijn in gedachten door naar de gezamenlijke / collectieve vraaglijn. 

Bedenk dat alleen Ilse vraag uitoefent boven 80 euro. 

Stap 2 (klik hier)

Teken de individuele vraaglijn van Ilse / de persoon met de hoogste betalingsbereidheid over in de collectieve vraaglijn.

Alleen het stuk vanaf P = 80!

Stap 3 (klik hier)

Vind de maximale vraag van de beide personen (als de prijs 0 is).

Hier 6 en 5.

Tel die op en markeer de gezamenlijke maximale vraag op de Q-as van de collectieve vraag.

Stap 4 (klik hier)

Teken het tweede deel van de collectieve vraaglijn, hier van Q = 2 en P = 80 tot Q = 11 en P = 0.

Merk op dat er een knik in de lijn zit bij P = 80.

Consumenten- en producenten surplus

Zelf aan de slag

Maak opdracht  1.9 t/m 1.15

De markt

samenvattend

• Collectieve vraaglijn= dalende lijn = negatief verband tussen prijs en vraag.
• Collectieve aanbodlijn = stijgende lijn = positief verband tussen prijs en vraag.
• Volgende les marktevenwicht:
  - evenwichtsprijs
  - evenwichtshoeveelheid

Huiswerk

• Lees paragraaf 1.1 t/m 1.3 en onderstreep de belangrijkste begrippen.
• Maak opdracht 1.1 t/m 1.11

NB tabellen invullen en tekenen grafieken mag in lesbrief