Opdracht: Benoem in iedere zin (op de volgende slides) de stelling en het argument .
Voorbeeld: Programmeren moet een verplicht vak worden op de middelbare school, want programmeren is de toekomst.
Stelling: Programmeren moet een verplicht vak worden op de middelbare school.
Argument: Programmeren is de toekomst.
De stelling is de uitspraak
Het argument legt uit waarom je dat vindt
Steek even je vinger op als je bij de laatste slide bent (DE STELLINGENFABRIEK).