A1 - 7.3

Hoofdstuk 7
Paragraaf 3
Stad of Platteland?


We kijken in de omgeving van Utrecht.
1 / 10
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 10 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Hoofdstuk 7
Paragraaf 3
Stad of Platteland?


We kijken in de omgeving van Utrecht.

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen:
  • wat de kenmerken zijn van het platteland / landelijke gebied (uiterlijk, ruimtegebruik, voorzieningen)
  • wat het verschil is tussen agglomeratie, stadsgewest en stedelijk gebied

Slide 2 - Tekstslide

Soorten Ruimtegebruik
  • recreatief = speeltuin, grasveld, meertje.
  • Wonen
  • Werken
  • Natuur 
  • Landbouw

Slide 3 - Tekstslide

Voorzieningen
  • Dagelijkse = supermarkt, dokter, school.
  • Gespecialiseerd = theater, bioscoop, ziekenhuis, museum. 

Slide 4 - Tekstslide

het dorp Beesd
  • Vroeger alleen boeren.
  • Tegenwoordig weinig landbouw, dus meer mensen vanuit de stad Utrecht naar Beesd verhuisd =migratie.

  • Beesd = platteland/landelijk gebied --> weinig bebouwing, veel open ruimte. Veel natuur, akkers, recreatie.
  • Weinig voorzieningen.

Slide 5 - Tekstslide

Verstedelijking rond Utrecht
  • Alle dorpen rondom Utrecht hard gegroeid door suburbanisatie (= mensen gaan van stad naar platteland).

  • Dorpen rondom Utrecht --> verstedelijking --> worden voorsteden van Utrecht.

  • Gevolg = je merkt niet dat je de stad Utrecht uitgaat en de voorsteden in gaat (het is één grote agglomeratie).

Slide 6 - Tekstslide

Contact tussen Utrecht en voorsteden
  • vanuit voorsteden vaak werken in stad Utrecht.

  •  Utrecht = Centrale stad (=belangrijkste stad in omg.)

  • Veel verbindingen en contact tussen stad Utrecht en voorsteden --> samen stadsgewest Utrecht.

Slide 7 - Tekstslide

Stedelijke gebieden
  • Steden en stadsgewesten die dicht bij elkaar liggen = stedelijk gebied.

  • Grootste = Randstad (Adam, Rdam, DenHaag, Utrecht).

Slide 8 - Tekstslide

Waar woon jij het liefst?
DORP of STAD


Waarom?

Slide 9 - Tekstslide

Aan de slag!
Opdracht 5abcd, 6.

Slide 10 - Tekstslide