Vragers en aanbieders H1

Vragers en aanbieders H1



Kosten & opbrengsten
Les 1
1 / 46
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 46 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Vragers en aanbieders H1



Kosten & opbrengsten
Les 1

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoelen
  • Je kent en kunt rekenen met de formules, TO, TK, TVK, TCK, TW 
  • Je kunt omzet berekenen
  • Je kunt de break-even afzet  aflezen uit een grafiek
  • Je kunt de break-even omzet berekenen


Slide 2 - Tekstslide

Marktaandeel

Slide 3 - Tekstslide

Wat is omzet en afzet ook alweer?
Omzet =....
Afzet = ....

Slide 4 - Open vraag

Waar staan TO en TK voor?

Slide 5 - Open vraag

Waar staan p en q voor?

Slide 6 - Open vraag

Wat betekenen TCK en TVK?

Slide 7 - Open vraag

Marktaandeel

Slide 8 - Tekstslide

Opbrengsten en kosten
TO = Totale opbrengst = omzet = verkoopprijs x afzet
TK = Totale kosten = totale constante kosten + totale variabele kosten
Wat is het verschil tussen constante en variabele kosten?

TW = Totale winst = TO - TK

Slide 9 - Tekstslide

Wat zijn variabele kosten?
A
Die zijn niet afhankelijk van de afzet.
B
Die zijn wel afhankelijk van de afzet.
C
Die kunnen niet veranderen.
D
Die komen uit het buitenland.

Slide 10 - Quizvraag

Wat zijn variabele kosten?
A
Meel voor een brood
B
De oven van de bakker
C
De pudding in een roombroodje
D
De verkoopster in de winkel

Slide 11 - Quizvraag

Vaste kosten zijn:
A
Kosten die afhangen van de omvang van de afzet.
B
Kosten die niet afhangen van de omvang van de productie of de afzet.
C
Kosten die afhangen van de omvang van de omzet.
D
Geen idee

Slide 12 - Quizvraag

Tot de vaste kosten van een bakkerij rekenen we...
A
de huur van het bedrijfspand
B
de grondstofkosten
C
het onderhoud van de machines
D
geen van de voorbeelden

Slide 13 - Quizvraag

Verschil variabele en constante kosten

  • Vaste kosten (constante kosten): zijn kosten die niet afhangen van het aantal geproduceerde goederen of diensten  (huur, gas/water/licht, sommige loonkosten)
  • Variabele kosten: zijn kosten die wel afhangen van het aantal geproduceerde goederen of diensten (materiaalverbruik, brandstof, sommige loonkosten)

Slide 14 - Tekstslide

Samen 1.6 maken

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Break-even punt

Slide 18 - Tekstslide

voorbeeld van bep.
Breakevenafzet is 125 en de breakeven omzet is 5.000

Slide 19 - Tekstslide

Break-even omzet
Als je de break-even afzet weet kun je heel gemakkelijk de break-even omzet berekenen:

break-even afzet x verkoopprijs per stuk

Slide 20 - Tekstslide

De break-even afzet is 5000 producten. De prijs is 500 euro. Wat is de break-even omzet?
A
2.000.000 euro
B
2.500.000 euro
C
2.250.000 euro
D
2.750.000 euro

Slide 21 - Quizvraag

Break - even
A
TO=TK
B
qv=qa
C
MO=MK
D
MO=0

Slide 22 - Quizvraag

De winst bij break-even is
A
maximaal
B
nul

Slide 23 - Quizvraag

Wat is de break-even afzet?
A
5.000
B
50.000
C
250.000
D
2.500.000

Slide 24 - Quizvraag

De break-even afzet is 5000 producten. De prijs is 500 euro. Wat is de break-even omzet?
A
2.000.000 euro
B
2.500.000 euro
C
2.250.000 euro
D
2.750.000 euro

Slide 25 - Quizvraag

Break-evenanalyse in een grafiek
Wanneer de lijn van de totale omzet en totale kosten elkaar snijden: break even point
De omzet is dan gelijk aan de 
kosten
, dus de winst=0 
TO = Totale opbrengsten
TK = Totale kosten 
TCK = totale constante kosten 
BEP = break-evenpunt 


Slide 26 - Tekstslide

Aan de slag!
- Maken 1.1 t/m 1.7
    - Klassikaal, alleen of in tweetallen
    - Vragen? > Lees de vraag nog een keer door > Fluisterend aan je buurman/vrouw vragen > Aan mij vragen
    - In je schrift
Klaar?
- Nakijken van de opgaven of verder werken!
- Leerdoelen van de planner samenvatten 

Slide 27 - Tekstslide

Maken
Af hebben voordat je de les morgen binnenkomt: 1.1 t/m 1.10

Slide 28 - Tekstslide

Vragers en aanbieders H1



Kosten & opbrengsten
Les 2

Slide 29 - Tekstslide

Lesdoelen
  • Je kent en kunt rekenen met de formules, GO, GK, GVK, GCK

Open je boek op blz. 8

Slide 30 - Tekstslide

Break-evenanalyse in een grafiek
Wanneer de lijn van de totale omzet en totale kosten elkaar snijden: break even point
De omzet is dan gelijk aan de 
kosten
, dus de winst=0 
TO = Totale opbrengsten
TK = Totale kosten 
TCK = totale constante kosten 
BEP = break-evenpunt 


Slide 31 - Tekstslide

(Gemiddelde) totale kosten
De gemiddelde kosten zijn de totale kosten gedeeld door de productie omvang (q).

GTK = TK / q



Slide 32 - Tekstslide

Samen 1.9 maken

Slide 33 - Tekstslide

Slide 34 - Tekstslide

Blz. 10
BEA is bij TO = TK

p = TO  /  q
GTK = TK / q

Prijs wordt ook wel gemiddelde opbrengst (GO) genoemd, dus:
GO = TO / q 

Slide 35 - Tekstslide

Aan de slag!
- Maken 1.8 t/m 1.10
    - Klassikaal, alleen of in tweetallen
    - Vragen? > Lees de vraag nog een keer door > Fluisterend aan je buurman/vrouw vragen > Aan mij vragen
    - In je schrift
Klaar?
- Nakijken van de opgaven of verder werken!
- Leerdoelen van de planner samenvatten 

Slide 36 - Tekstslide

Vragers en aanbieders H1



Marginale kosten & opbrengsten
Les 3

Slide 37 - Tekstslide

Lesdoelen
  • Je weet wat MO en MK zijn
  • Je kunt verklaren dat de winst maximaal is bij MO = MK
  • Je kunt de relatie tussen het verloop van MK en GVK uitleggen en dit koppelen aan progressie, degressie en proportioneel

Open je boek op blz. 11

Slide 38 - Tekstslide

Break-evenanalyse in een grafiek
Wanneer de lijn van de totale omzet en totale kosten elkaar snijden: break even point
De omzet is dan gelijk aan de 
kosten
, dus de winst=0 
TO = Totale opbrengsten
TK = Totale kosten 
TCK = totale constante kosten 
BEP = break-evenpunt 


Slide 39 - Tekstslide

Marginale kosten en opbrengsten
De marginale kosten zijn de extra kosten die een onderneming heeft als de productie met één eenheid wordt uitgebreid.

De marginale opbrengsten zijn de extra opbrengsten die een onderneming krijgt bij de verkoop van één extra eenheid. 


Slide 40 - Tekstslide

Maximale winst berekenen 
Bij welke hoeveelheid goederen (=q) verkopen hebben we  maximale winst?
Maximale winst → MO = MK

MO = marginale opbrengst  → MO = GO = P
MK = Marginale kosten  → MK = GVK

Slide 41 - Tekstslide

Samen 1.16 maken

Slide 42 - Tekstslide

Aan de slag!
- Maken 1.11 t/m 1.17
    - Klassikaal, alleen of in tweetallen
    - Vragen? > Lees de vraag nog een keer door > Fluisterend aan je buurman/vrouw vragen > Aan mij vragen
    - In je schrift
Klaar?
- Nakijken van de opgaven of verder werken!
- Leerdoelen van de planner samenvatten 

Slide 43 - Tekstslide

Vragers en aanbieders H1



Verwerking / herhaling H1

Slide 44 - Tekstslide

Lesdoelen
  • Je weet wat de kennen en kunnen doelen zijn van H1
    (blz. 20&21)
  • Je weet voor jezelf waar je meer en minder aandacht aan kan besteden

Slide 45 - Tekstslide

Zelftest
  • Je gaat in LearnBeat ze zelftest open vragen maken van 2.1 - Kosten en opbrengsten
  • Dit doe je zelfstandig (stoelen uit elkaar en oortjes in)
  • Je mag je formule overzicht en rekenmachine er bij houden!

Slide 46 - Tekstslide