WEBB - 1.18 t/m 1.23

Welkom
4 HAVO ECONOMIE  ||  2024-2025
1 / 38
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 38 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Welkom
4 HAVO ECONOMIE  ||  2024-2025

Slide 1 - Tekstslide

Programma
- Herhaling
- Uitleg
- Aan de slag

Slide 2 - Tekstslide

Kan ook met de vergelijking:             TO-TK=TW 
Totale opbrengst
Totale kosten            -
Totale winst


             TO - TK = TW
afzet x verkoopprijs (p x q)
constante + variabele kosten
TO
TCK+TVK = TK    -
TW
samengevat

Slide 3 - Tekstslide

Break-evenanalyse in een grafiek
Wanneer de lijn van de totale omzet en totale kosten elkaar snijden: break even point
De omzet is dan gelijk aan de 
kosten
, dus de winst=0 
TO = Totale opbrengsten
TK = Totale kosten 
TCK = totale constante kosten 
BEP = break-evenpunt 


Slide 4 - Tekstslide

Break even
1) Waar maakt dit bedrijf verlies?

Slide 5 - Tekstslide

Belangrijkste berekeningen
  1. Totale Opbrengst                         TO = p x q
  2. Totale Kosten                                 TK = TCK + TVK
  3. Totale Winst                                    TW = TO - TK
  4. Break-Even Afzet                          q bij TO = TK 

Slide 6 - Tekstslide

Wat zijn dan nu de kosten per stuk?
GTK = TK / q
GVK = TVK / q
GCK = TCK / q
GTK = GVK + GCK

Slide 7 - Tekstslide

Totale opbrengst is
A
TO = p x Q
B
TO = p/Q
C
TO = Q - p
D
TO = p + Q

Slide 8 - Quizvraag

Hoe bereken je de
gemiddelde totale kosten?
A
TK/q
B
TCK/q
C
TVK/q

Slide 9 - Quizvraag

CK: 36000 euro, VK: 1 euro

Wat zijn de totale kosten bij 30.000 stuks?
A
36.000 euro
B
66.000 euro
C
30.000 euro
D
6.600 euro

Slide 10 - Quizvraag

CK: 36000 euro, VK: 1 euro

Wat zijn de gemiddelde totale kosten bij 30.000 stuks?
A
2,2 euro
B
2,5 euro
C
2,0 euro
D
2,1 euro

Slide 11 - Quizvraag

CK: 36000 euro, VK: 1 euro

Wat zijn de gemiddelde constante kosten bij 30.000 stuks?
A
2,2 euro
B
1,2 euro
C
1 euro
D
2,1 euro

Slide 12 - Quizvraag

Gemiddelde constante kosten: 2 euro
Gemiddelde variabele kosten: 1 euro
Productie = 100
Prijs = 30
A
TO = 3000, CK = 200, TVK = 1
B
TO = 3000, TW = 0
C
TW = 2700, TCK =200, TVK=1
D
TO = 2700, TW = 300

Slide 13 - Quizvraag

q = 
0 km
1000 km
3.000 km
5.000 km
TO=
2.000 euro
6.000 euro
TK=
5.000 euro
7.000 euro
TW=
0 euro
3.000 euro
constante kosten (CK) = 4500 euro, variabele kosten (VK) = 0,5 euro, prijs = 2 euro.  Vul de tabel verder in. 
timer
3:00
0 euro
6.000 euro
10.000 euro
-3.000 euro
4.500 euro
-4.500 euro

Slide 14 - Sleepvraag

q = 
0 km
1000 km
3.000 km
5.000 km
TO=
0 euro
2.000 euro
6.000 euro
10.000 euro
TK=
4.500 euro
5.000 euro
6.000 euro
7.000 euro
TW=
-4.500 euro
-3.000 euro
0 euro
3.000 euro
omzet waarbij de winst 0 is: het BREAK-EVEN POINT
Taxibedrijf Snel. CK = 4500 euro, VK = 0,5 euro per km, prijs = 2 euro per stuk

Slide 15 - Tekstslide

bea = break-even afzet
bep = break-even punt
beo= break-even omzet

Wat is waar?

A
B
C
D
A
A=bea, B=bep vlak stippellijn (D) = beo
B
A=bep, B=beo, vlak stippellijn = bea
C
A=beo, B=bea, vlak stippellijn = bea

Slide 16 - Quizvraag

uitwerking
BEP 
(break-even punt)
BEA 
(break-even punt)
break-even prijs 

break-even omzet 

Slide 17 - Tekstslide

winstmaximalisatie:
MO = MK

Omdat MO > MK
gaat de producent altijd voor maximale productie

Slide 18 - Tekstslide

(Je hebt één bakkersoven!)
     Marginale
       kosten 
      en winst
   (MK en MW)
Samengevat
Je blijft bakkers aannemen zolang 
MO > MK. Tot je op het punt komt dat MO = MK (TW maximaal). Hierna wordt MO < MK, dus stop je met extra bakkers aannemen.

Slide 19 - Tekstslide

Maximale winst berekenen 
Bij welke hoeveelheid goederen (=q) verkopen hebben we  maximale winst?
Maximale winst → MO = MK

MO = marginale opbrengst  → MO = GO = P
MK = Marginale kosten  → MK = GVK

Slide 20 - Tekstslide

Marginale kosten
  • Extra kosten die gemaakt worden als er één product meer wordt geproduceerd
  • Bij proportionele variabele kosten geldt GVK = MK
  • MK en GTK kan je vergelijken met laatst behaalde cijfer voor een vak (MK) en het gemiddelde cijfer voor dat vak (GTK)
  • Bij degressieve variabele kosten geldt MK < GVK
  • Bij progressief variabele kosten geldt MK > GVK
zijn dus afhankelijk van variabele kosten

Slide 21 - Tekstslide

TO = 60q
TK = 20q + 100.000
Wat zijn de marginale kosten?
A
€ 20
B
€ 60
C
€ 100.000

Slide 22 - Quizvraag

TO = 60q
TK = 20q + 100.000
Wat is de marginale opbrengst
A
€ 20
B
€ 60
C
€ 100.000

Slide 23 - Quizvraag

Marginale kosten en opbrengsten
De marginale kosten zijn de extra kosten die een onderneming heeft als de productie met één eenheid wordt uitgebreid.

De marginale opbrengsten zijn de extra opbrengsten die een onderneming krijgt bij de verkoop van één extra eenheid. 


Slide 24 - Tekstslide

(Je hebt één bakkersoven!)
     Marginale
       kosten 
      en winst
   (MK en MW)
Samengevat
Je blijft bakkers aannemen zolang 
MO > MK. Tot je op het punt komt dat MO = MK (TW maximaal). Hierna wordt MO < MK, dus stop je met extra bakkers aannemen.

Slide 25 - Tekstslide

Maximale winst berekenen 
Bij welke hoeveelheid goederen (=q) verkopen hebben we  maximale winst?
Maximale winst → MO = MK

MO = marginale opbrengst  → MO = GO = P
MK = Marginale kosten  → MK = GVK

Slide 26 - Tekstslide

marginale kosten en gemiddelde kosten

Slide 27 - Tekstslide

MO = 2,5
Bij welke afzet is er maximale winst?
A
6
B
6,5
C
4
D
dat kan je niet weten

Slide 28 - Quizvraag

Maximale winst is bij een hoeveelheid van
A
60
B
40
C
50
D
90

Slide 29 - Quizvraag

Aan de slag
Maken tot en met 1.14

Slide 30 - Tekstslide

winstmaximalisatie:
MO = MK

Omdat MO > MK
gaat de producent altijd voor maximale productie

Slide 31 - Tekstslide

Marginale kosten en opbrengsten
De marginale kosten zijn de extra kosten die een onderneming heeft als de productie met één eenheid wordt uitgebreid.

De marginale opbrengsten zijn de extra opbrengsten die een onderneming krijgt bij de verkoop van één extra eenheid. 


Slide 32 - Tekstslide

Maken opdracht 1.17

Slide 33 - Tekstslide

Opdracht 1.17
A. Hoeveel producten produceer ik als ik maximaal wil produceren zonder verlies te draaien 

Slide 34 - Tekstslide

Opdracht 1.17
B. Met hoeveel eenheden moet ik mijn productie inkrimpen als ik maximale winst wil behalen?

Slide 35 - Tekstslide

Opdracht 1.17
C. Toon met een berekening aan dat TCK = 600 euro bedraagt

Slide 36 - Tekstslide

Aan de slag
Maken tot en met 1.17

Slide 37 - Tekstslide

Maken tot en met 1.23
Klaar? Kijk je werk na & stel je vragen. 
Zelftest maken
Samenvatten

Slide 38 - Tekstslide