aan elkaar of los?

1 / 40
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 3

In deze les zitten 40 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 20 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Wat is goed?
A
de coronamaatregel
B
de corona maatregel

Slide 3 - Quizvraag

Wat is goed?
A
de avondklok
B
de avond klok

Slide 4 - Quizvraag

Wat is goed?
A
lange termijnplanning
B
lange termijn planning
C
langetermijnplanning
D
langetermijn planning

Slide 5 - Quizvraag

wat is goed?
A
hoogrendementsschroefcentrifugaalpomp
B
hoogrendements schroef centrifugaalpomp
C
hoog rendements schroefcentrifugaal pomp
D
hoog rendements schroefcentrifugaalpomp

Slide 6 - Quizvraag

Wat is het langste woord dat jij kent?

Slide 7 - Open vraag

Lastige gevallen
Let op de betekenis in de zin.

Slide 8 - Tekstslide

Ik wil ten minste een zes voor Nederlands halen.
A
tenminste
B
ten minste

Slide 9 - Quizvraag

Ik houd van buitenvoetbal, tenminste/ ten minste als het niet regent

A
tenminste
B
ten minste

Slide 10 - Quizvraag

Lastige gevallen
1. Ik wil ten minste (= minimaal) een zes voor Nederlands halen.
2. Ik houd van buitenvoetbal, tenminste (= althans/ in ieder geval) als het niet regent.

Slide 11 - Tekstslide

Ik heb te veel vitaminen C geslikt.
A
te veel
B
teveel

Slide 12 - Quizvraag

Het te veel aan vitaminen C plas je gewoon uit.
A
te veel
B
teveel

Slide 13 - Quizvraag

Lastige gevallen
1. Ik heb te veel (meer dan nodig) vitaminen C geslikt.
Ezelsbruggetje: kan je van te veel ook te weinig maken?
2. Het teveel (= overschot/overkill) aan vitaminen C plas je gewoon uit.
Je herkent het ook doordat 'teveel' een zelfstandig naamwoord is.

Slide 14 - Tekstslide

één ding=één woord
het hangt van de betekenis af: 
het rode wijnglas= een wijnglas, rood van kleur
rodewijnglas=een glas voor rode wijn

Slide 15 - Tekstslide

Wat is het verschil tussen 
1) grote teennagel en
2) groteteennagel

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Aan elkaar of los?
A
bananen schil
B
bananenschil

Slide 20 - Quizvraag

Wel of geen koppelteken?


A
politieagent
B
politie-agent

Slide 21 - Quizvraag

Wel of geen koppelteken?
A
minimuminkomen
B
minimum-inkomen

Slide 22 - Quizvraag

Bij welk woord hoort geen koppelteken?
A
maximum-snelheid
B
ski-jas
C
chocolade-ijs
D
ex-directeur

Slide 23 - Quizvraag

Welke is goed?
A
paraplu inspectie
B
parapluinspectie
C
paraplu-inspectie

Slide 24 - Quizvraag

Slide 25 - Tekstslide

Aan elkaar of los?
A
spoedeisendehulpverpleegkundige
B
spoedeisendehulp verpleegkundige

Slide 26 - Quizvraag

Wat is juist?
A
massaontslag
B
massa-ontslag
C
massa ontslag

Slide 27 - Quizvraag

Wat is juist?
A
mbostudent
B
mbo-student

Slide 28 - Quizvraag

Schrijf correct: ambulance broeder

Slide 29 - Open vraag

Schrijf correct: stage begeleider

Slide 30 - Open vraag

Schrijf correct: 20 jarige man

Slide 31 - Open vraag

Wat is de juiste schrijfwijze?
A
jazz-zanger
B
jazz zanger
C
jazzzanger

Slide 32 - Quizvraag

Wat is de juiste schrijfwijze?
A
café-eigenaar
B
caféeigenaar
C
café eigenaar

Slide 33 - Quizvraag

Wat is de juiste schrijfwijze?
A
roc-leerling
B
roc leerling
C
rocleerling

Slide 34 - Quizvraag

Wat is de juiste schrijfwijze?
A
taken-boek
B
taken boek
C
takenboek

Slide 35 - Quizvraag

Wat is de juiste schrijfwijze?
A
autobandventiel-dopje
B
autoband ventieldopje
C
autobandventieldopje

Slide 36 - Quizvraag

Wat is de juiste schrijfwijze?
A
auto-alarm
B
autoalarm
C
auto alarm

Slide 37 - Quizvraag

Wat is de juiste schrijfwijze?
A
radio-omroep
B
radioomroep
C
radio omroep

Slide 38 - Quizvraag

Wat is de juiste schrijfwijze?
A
vanille ijs
B
vanille-ijs
C
vanilleijs

Slide 39 - Quizvraag

Welke samenstelling is goed gespeld?
A
zonnenbril
B
beukennootje
C
ladenkast
D
roggenbrood

Slide 40 - Quizvraag