Afweer training V6

Training H12 Afweer
Binas 84L Immuniteit
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 6

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Training H12 Afweer
Binas 84L Immuniteit

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Wat is geen vorm van mechanische afweer?
A
je darmflora
B
lysozym in traanvocht
C
doorn van een roos
D
neusslijmvlies

Slide 6 - Quizvraag

Wat is de eerste barrière van de aspecifieke afweer?
A
koorts
B
melanocyten
C
Huid/slijmvliezen
D
witte bloedcellen

Slide 7 - Quizvraag

Welke cellen starten de specifieke afweer?
A
Thelper lymfocyten
B
cytotoxische T-lymfocyten
C
antigeen presenterende cellen
D
plasmacellen

Slide 8 - Quizvraag

Behoort de humorale afweer tot de niet-specifieke
of specifieke afweer?
A
niet-specifieke
B
specifieke

Slide 9 - Quizvraag

Welk begrip hoort niet bij de cellulaire
afweer?
A
Geheugencellen
B
MHC-I
C
Antistoffen

Slide 10 - Quizvraag

Welke vorm van afweer bouw je pas na de geboorte (=verworven afweer) op
A
specifieke afweer
B
aspecifieke afweer
C
mechanische afweer
D
chemische afweer

Slide 11 - Quizvraag

Cellulaire afweer
Humorale afweer

Slide 12 - Tekstslide

Van welk type afweer zien we hier een voorbeeld?
A
specifieke afweer
B
mechanisch afweer
C
humorale afweer
D
chemische afweer

Slide 13 - Quizvraag

humorale afweer
cellulaire afweer
aangeboren

Slide 14 - Tekstslide

Welke vorm van afweer bouw je pas na de geboorte (=verworven afweer) op
A
specifieke afweer
B
aspecifieke afweer
C
mechanische afweer
D
chemische afweer

Slide 15 - Quizvraag

Welke cellen starten de specifieke (verworven) afweer?
A
T-cellen
B
B-cellen
C
antistoffen
D
rode bloedcellen

Slide 16 - Quizvraag

Sleep de juiste tekst naar de juiste afbeelding.
B-cellen ontstaan in
B-cellen ontwikkelen in 
T-cellen ontstaan in
T-cellen ontwikkelen in

Slide 17 - Sleepvraag

Het HIV-virus vernietigt de verworven afweer.
Welke cel valt het virus aan?
A
T lymfocyten
B
B lymfocyten
C
T helper lymfocyten

Slide 18 - Quizvraag

Welke cellen van de verworven afweer heb je nodig bij een bacteriële infectie?
A
T, B en T-helper
B
Alleen T en T-helper
C
Alleen B en T-helper
D
Alleen B

Slide 19 - Quizvraag

Soorten immuniteit
  1. Natuurlijke passieve immuniteit
  2. Kunstmatige passieve immuniteit
  3. Natuurlijke actieve immuniteit
  4. Kunstmatige actieve immuniteit

Slide 20 - Tekstslide

Immuniteit

Natuurlijke immuniteit: => lichaam maakt antistoffen en valt de ziekteverwekker aan.


Kunstmatig immuniteit: twee manieren

1 antistoffen van buiten af (= serum)

2 vaccinatie (verzwakte ziekteverwekker injecteren)

Slide 21 - Tekstslide

Vaccineren is een voorbeeld van
A
Actieve immuniteit
B
Natuurlijke immuniteit
C
Passieve immuniteit
D
Kunstmatige immuniteit

Slide 22 - Quizvraag

Na een griep ben je beter geworden.
A
actieve natuurlijke immuniteit
B
actieve kunstmatige immuniteit
C
passieve natuurlijke immuniteit
D
passieve kunstmatige immuniteit

Slide 23 - Quizvraag

Je krijgt de griepprik.
A
actieve natuurlijke immuniteit
B
actieve kunstmatige immuniteit
C
passieve natuurlijke immuniteit
D
passieve kunstmatige immuniteit

Slide 24 - Quizvraag

Bloedtransfusie
Toch zijn complicaties mogelijk.

Bloedcellen hebben wel antigenen:
- Antigeen A/B
- Rhesusfactor
(en daarnaast nog 8)

Bloed wordt voor transfusie eerst met kruisproef getest.

Slide 25 - Tekstslide

Klontering
Bloedklontering: wanneer bij transfusie met rode bloedcellen, de ontvanger antistoffen heeft tegen het antigeen op de bloedcellen van de donor. -> kunnen bloedvaatjes verstoppen 

Slide 26 - Tekstslide

Het toedienen van antiresus (antilichamen tegen resus-eiwitten) bij de moeder is een vorm van ...
A
actieve natuurlijke immuniteit
B
passieve natuurlijke immuniteit
C
actieve kunstmatige immuniteit
D
passieve kunstmatige immuniteit

Slide 27 - Quizvraag

Iemand met bloedgroep AB- heeft een transfusie nodig. Welk bloed kan hij veilig ontvangen?
A
AB+
B
B+
C
O-
D
A-

Slide 28 - Quizvraag

Resus positief hebben:
A
WEL antigenen resus
B
GEEN antigenen resus

Slide 29 - Quizvraag