- Schrijf het onderwerp op.
Dat wordt vaak in het begin genoemd.
Noteer alleen de hoofdzaken uit het fragment:
– Signaalwoorden in het fragment kunnen je helpen om hoofdzaken te herkennen.
Bijvoorbeeld: ‘Er zijn veel redenen waarom je niet zomaar overal in het water kunt duiken. Ten eerste kun je niet zien of er scherpe rotsen onder water zijn. Ten tweede kan het water te ondiep zijn om in te duiken. Ten slotte kun je onderkoeld raken door koude stromingen in het water.’
– Denk ook aan de 5w+h-vragen die je eerder geleerd hebt: wie, wat, waar, wanneer, waarom en hoe. Deze vragen kunnen je ook helpen de hoofdzaken samen te vatten.
Gebruik afkortingen, korte zinnen, nummers, pijlen, steekwoorden en streepjes.