3HV - chemie overal - herhalen 4.3 + H5 + 6.1

H5 Reacties en energie
herhalen
1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
ScheikundeMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

H5 Reacties en energie
herhalen

Slide 1 - Tekstslide

1) Stel de volledige verbranding op van propaan (C3H8). Tip: Bedenk welke verbrandingsproducten er ontstaan bij volledige verbranding van C- en H-atomen.

Slide 2 - Open vraag

2) Stel de volledige verbranding op van diethylsulfide (C4H10S). Tip: Bedenk welke verbrandingsproducten er ontstaan bij volledige verbranding van C-, H- en S-atomen.

Slide 3 - Open vraag

IJzer(III)oxide (Fe2O3) is een materiaal dat vroeger gebruikt werd als coating voor videobanden. Het staat ook wel bekend als roest. IJzer(III)oxide wordt gemaakt uit een reactie tussen ijzer en zuurstof.

3) Stel de reactievergelijking op voor de reactie tussen ijzer en zuurstof.

Slide 4 - Open vraag

Lola wilt graag ijzer(III)oxide maken. Zij laat hierbij 24,0 g ijzer reageren met 20,0 g zuurstof.
De massa van een zuurstofatoom is 16,0 u.
De massa van een ijzeratoom is 55,85 u.
4) Welke stof is in overmaat?

Slide 5 - Open vraag

De massa van een zuurstofatoom is 16,0 u.
De massa van een ijzeratoom is 55,85 u
4 Fe + 3 O2 -> 2 Fe2O3
 Voor ijzer en zuurstof kijken we of er genoeg is of niet. Bereken de massaverhouding waarin de stoffen reageren. Kijk daarna welke stof in overmaat is.

x=(24,0g*96 u)/(223,4 u)=10,3 g zuurstof
Om 24,0 g ijzer te laten reageren is 10,3 g zuurstof nodig. 
Er is 20,0 g zuurstof aanwezig, dus het zuurstof is in overmaat.

y=(20,0g*223,4 u)/(96 u)=46,5 g ijzer
Om al het zuurstof, 20,0 g, te laten reageren is 46,5 g ijzer nodig. 
Er is maar 24,0 g ijzer aanwezig, dus het ijzer is in ondermaat.
 4 Fe 
3 O2  
2Fe2O3
Massaverhouding (u) 
223,4
 96 
319,4
Massa (g) 
24,0 g
 x
Massa (g)
y
 20,0 g 

Slide 6 - Tekstslide

5) Hoe groot is die overmaat?

Slide 7 - Open vraag

6) Bereken hoeveel gram ijzer(III)oxide Lola maximaal kan maken uit 24,0 g ijzer en 20,0 g zuurstof.

Slide 8 - Open vraag

De massa van een zuurstofatoom is 16,0 u.
De massa van een ijzeratoom is 55,85 u
4 Fe + 3 O2 -> 2 Fe2O3
 6) Om te berekenen hoeveel ijzer er maximaal kan ontstaan ga je uit van de stof die in ondermaat is. Zonder die stof zal de reactie immers niet meer verlopen.






z =(24,0g*319,4 u)/(223,4 u)=34,3 g ijzer(III)oxide
 4 Fe 
3 O2  
2Fe2O3
Massaverhouding (u) 
223,4
 96 
319,4
Massa (g) 
24,0 g
 x
z
Massa (g)
y
 20,0 g 

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide


A
vormingsreactie
B
verbrandingsreactie
C
ontledingsreactie

Slide 11 - Quizvraag

benzine + zuurstof --> water + koolstofdioxide
A
ontledingsreactie
B
verbrandingsreactie

Slide 12 - Quizvraag

Geef de volledige verbranding van propaan
C3H8

Slide 13 - Open vraag

Wat is de juiste naam ?

P2O3
A
difosfortrioxide
B
fosfortrioxide
C
fosforoxide
D
fosfortrioxide

Slide 14 - Quizvraag

Wat is de juiste naam?
Al2O3
A
dialuminiumtrioxide
B
aluminiumtrioxide
C
dialuminiumoxide
D
aluminiumoxide

Slide 15 - Quizvraag

Wat voor reactie is het verbranden van een lucifer?
A
Exotherme reactie
B
Endotherme reactie

Slide 16 - Quizvraag

Welke stof heeft welk reagens?  
Water
Koolstofdioxide 
Zwaveldioxide 
Wit kopersulfaat
Broomwater
Kalkwater

Slide 17 - Sleepvraag


A
Verbranding
B
Ontleding
C
Vorming
D
Onvolledige verbranding

Slide 18 - Quizvraag


A
vormingsreactie
B
verbrandingsreactie
C
ontledingsreactie

Slide 19 - Quizvraag


A
vormingsreactie
B
verbrandingsreactie
C
ontledingsreactie

Slide 20 - Quizvraag

Bij een ontledingsreactie gaan moleculen kapot
A
waar
B
niet waar

Slide 21 - Quizvraag

Bij een ontledingsreactie gaan atomen kapot
A
waar
B
niet waar

Slide 22 - Quizvraag

Welke van de volgende reacties is een ontledingsreactie?
A
benzine(g) + zuurstof(g) -> koolstofdioxide(g) + water(g)
B
water(l) -> waterstof(g) + zuurstof(g)
C
magnesium(s) + zuurstof(g) -> magnesiumoxide(s)
D
waterstof(g) + zuurstof(g) -> water(g)

Slide 23 - Quizvraag

Welke van de volgende reacties is een vormingsreactie?
A
benzine(g) + zuurstof(g) -> koolstofdioxide(g) + water(g)
B
water(l) -> waterstof(g) + zuurstof(g)
C
magnesium(s) + zuurstof(g) -> magnesiumoxide(s)
D
waterstof(g) + zuurstof(g) -> water(g)

Slide 24 - Quizvraag

Welke van de volgende reactie is geen ontledingsreactie
A
Thermolyse
B
Verbranding
C
Electrolyse
D
Fotolyse

Slide 25 - Quizvraag


A
Verbranding
B
Ontleding
C
Vorming

Slide 26 - Quizvraag

Bij de fotolyse van zilverchloride is energie nodig in de vorm van ...
A
licht
B
warmte
C
elektriciteit
D
geluid

Slide 27 - Quizvraag

Met behulp van elektrische energie wordt aluminium gemaakt uit aluminiumerts. Dit is een ...
A
Thermolyse
B
Elektrolyse
C
Fotolyse
D
Geen ontleding

Slide 28 - Quizvraag

Als in een reactiemengsel een stof in overmaat is dan
A
is er van die stof het meeste
B
is er van die stof het minste
C
is het reactievat te groot
D
is er van die stof meer dan nodig

Slide 29 - Quizvraag

Waterstof en zuurstof reageren in massaverhouding 1:8. Van welke stof heb ik te veel als ik 4 gram waterstof laat reageren met 36 gram zuurstof?
A
Ik heb 4 gram waterstof teveel
B
Ik heb 4 gram zuurstof te veel
C
Ik heb 4 gram waterstof te weinig
D
Ik heb 4 gram zuurstof te weinig

Slide 30 - Quizvraag

waterstof en zuurstof reageren in massaverhouding 1:8. Heb ik te veel zuurstof als ik 4 gram waterstof laat reageren met 36 gram zuurstof?
A
Ja
B
ja, ik heb 4 gram te veel
C
nee, ik heb 0,5 gram waterstof te weinig
D
nee, ik heb 4 gram te weinig

Slide 31 - Quizvraag

3 g magnesium reageert met precies 2 g zuurstof tot magnesiumoxide. Men laat nu 36 g magnesium reageren met 26 g zuurstof. Hoeveel blijft er van welke stof over?
A
4 gram magnesium
B
2 gram zuurstof
C
33 g magnesium en 24 g zuurstof
D
alles gaat op

Slide 32 - Quizvraag

Welke stof is in overmaat en hoeveel van deze stof houd je over?
A
Al en je houdt 26 g over
B
O2 en je houdt 43 g over
C
Al en je houdt 23 g over
D
O2 en je houdt 6 g over

Slide 33 - Quizvraag