3H Chapitre 2 Persoonlijk voornaamwoord als meewerkend voorwerp

Le but du cours:
Aan het einde van deze les:
  • Weet ik wat een meewerkend voorwerp is.
  • Kan ik het herkennen in een Franse zin
  • Weet ik hoe ik dit kan vervangen door een persoonlijk. voornaamw.
  • Kan ik het op de juiste plaats in de Franse zin zetten.

1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Le but du cours:
Aan het einde van deze les:
  • Weet ik wat een meewerkend voorwerp is.
  • Kan ik het herkennen in een Franse zin
  • Weet ik hoe ik dit kan vervangen door een persoonlijk. voornaamw.
  • Kan ik het op de juiste plaats in de Franse zin zetten.

Slide 1 - Tekstslide

Wat is een meewerkend voorwerp?

Slide 2 - Tekstslide

In het Nederlands:
Meewerkend voorwerp =  degene die iets ontvangt of verneemt. 

  • Julia en Kim geven een cadeautje aan hun moeder.
  • Ik vroeg (aan) haar of ze nog op vakantie ging.
  • Mijn vriend geeft de poes en de hond een bakje eten.

 Meewerkend voorwerp => aan wie/ voor wie + gezegde + onderwerp + lijdend voorwerp

Slide 3 - Tekstslide

Ik geef mijn zusje een reep chocola.

Slide 4 - Tekstslide

Ik geef (aan) mijn zusje een reep chocola.

Slide 5 - Tekstslide

Heb je mij die 10 euro al teruggegeven? 

Slide 6 - Tekstslide

Heb je (aan) mij die 10 euro al teruggegeven? 

Slide 7 - Tekstslide

En in het Frans?
Meewerkend voorwerp is te herkennen aan het voorzetsel à  (au, à, l'aux)
à = in het Frans 'aan' (het heeft ook meerdere betekenissen) 

Voorbeeld:
  • Ils donnent de l’argent de poche à Gabrielle.      
  • Je dis bonjour aux enfants de ma collègue.        
  • Ma mère donne un cadeau à nous.

Slide 8 - Tekstslide

En in het Frans?
Meewerkend voorwerp ->  te herkennen aan het voorzetsel à  (au, aux)
Dit zinsdeel kun je vervangen door een persoonlijk voornaamwoord om de zin in te korten.
  • Ils donnent de l’argent de poche à Gabrielle -> Oui, ils lui donnent de l'argent.de.. 
  • Je dis bonjour aux enfants de ma collègue. --> Je leur dis bonjour. 

Slide 9 - Tekstslide

Het meewerkend voorwerp kan je vervangen door persoonlijke voornaamwoorden: 

(aan) mij                    me/m'               (à moi)                

(aan) jou                    te/t'                    (à toi)               

(aan) hem/haar      lui                        (à elle, au Monsieur X, à Luc..)


(aan) ons                  nous                   (à nous, à moi et mon frère...)  (aan) u/jullie            vous                   (à vous, à toi et ton frère, à...)

(aan)  hen/hun       leur                     (aux enfants qui..., à Mia et....)                           

Slide 10 - Tekstslide

Wat jullie voor nu moeten weten..
Lui vervangt het meewerkend voorwerp in het meervoud
Par exemple: Je parle au prof -->> Je lui parle 

Leur vervangt het meewerkend voorwerp in het meervoud
Par exemple: Il donne ces cadeaux aux amis 
-->> Je leur donne ces cadeaux
(lui = enkelvoud - leur = meervoud)

Slide 11 - Tekstslide

Quelques examples..

Je dis bonjour à ma belle-mère.  (aan/ tegen haar)                 >    Je lui dis bonjour.


Il raconte des histoires à ses copains. (hun of aan hen)       >      Il leur raconte des histoires.

Slide 12 - Tekstslide

Werkwoorden die vaak het voorzetsel à (en dus een meewerkend voorwerp) krijgen:

répondre à               = beantwoorden (aan)

écrire à                       = schrijven (aan)

donner à                    = geven (aan)

dire à                            = zeggen (aan)

parler à                        = praten (met)

téléphoner à             = bellen (met)

demander à               = vragen (aan)


Slide 13 - Tekstslide

Plaats in de zin


Het persoonlijk voornaamwoord staat direct vóór de persoonsvorm.
  • Je lui donne de l’argent de poche. Ik geef aan hem het zakgeld.  

Tenzij.... er een heel werkwoord in de zin? Dan komt het dáárvoor.
  • Je vais leur donner de l’argent de poche. Ik ga zakgeld aan hen geven.  


Slide 14 - Tekstslide

En als er een ontkenning in de zin is? 
  • Ook als de zin ontkennend staat, komen lui of leur les vóór de persoonsvorm* OF vóór de infinitief **
--- Le prof n’envoie pas le mail aux élèves 
--> * Le prof ne leur envoie pas

--- Vous n’allez pas envoyer la lettre à vos collegues 
--> ** Vous n’allez pas leur envoyer

Slide 15 - Tekstslide

Samengevat

  • Een meewerkend voorwerp bestaande uit een zinsdeel met à kan je vervangen door een persoonlijk voornaamwoord.
Lui -------------> hem/haar (enkelvoud)
Leur ----------->  hun

  • Deze plaats je direct vóór de persoonsvorm, TENZIJ er een infinitief in de zin staat, dan komt ie dáárvoor.


Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Video

Herschrijf de zin.
Vervang het meewerkend voorwerp door lui of leur.

Jaques offre une boisson à son ami.

Slide 18 - Open vraag

Herschrijf de zin.
Vervang het meewerkend voorwerp door lui of leur.

Marie téléphone à ses parents

Slide 19 - Open vraag

In welke zin is het persoonlijk voornaamwoord correct vervangen door het meewerkend voorwerp:

Elle n'écrit pas à sa soeur
A
Elle n'écrit pas lui
B
Elle ne lui écrit pas

Slide 20 - Quizvraag

In welke zin is het persoonlijk voornaamwoord correct vervangen door het meewerkend voorwerp:

Tu n'as pas donné un cadeau à Lina et Jean?
A
Tu n'as pas leur donné un cadeau?
B
Tu n'as leur pas donné un cadeau?
C
Tu ne leur as pas donné un cadeau?

Slide 21 - Quizvraag

Herschrijf de zin.
Vervang het meewerkend voorwerp door lui of leur.

Il ne va pas demander à Samuel de venir

Slide 22 - Open vraag