In deze les zitten 49 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Video
Slide 3 - Tekstslide
Drie eisen voor een arbeidscontract. Welke hoort er niet bij?
A
Werk moet persoonlijk verricht worden
B
Er moet loon betaald worden
C
Er moet sprake zijn van een gezagsverhouding
D
Het moet schriftelijk worden vastgelegd
Slide 4 - Quizvraag
Werkgever en werknemer mogen afspraken maken die afwijken van de CAO of de wet.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 5 - Quizvraag
De Horeca CAO is door de minister Algemeen Bindend verklaard. Wat houdt dit in?
Slide 6 - Open vraag
Slide 7 - Tekstslide
Slide 8 - Tekstslide
Welk contract wordt in de volksmond ook wel het 'vast contact' genoemd?
A
Fulltime contract
B
Parttime contract
C
Contract voor onbepaalde tijd
D
Contract voor bepaalde tijd
Slide 9 - Quizvraag
Bij hoeveel uur per week werken spreken we ook wel van een fulltime contract?
Slide 10 - Open vraag
Waarom is het belangrijk om te weten of er wel/geen sprake is van een arbeidsovereenkomst?
Slide 11 - Open vraag
Slide 12 - Tekstslide
Noem een nadeel voor de werkgever voor het geven van een 'vast contract'
Slide 13 - Open vraag
Marleen heeft een nulurencontract. Ze heeft het afgelopen jaar telkens 12 uur per week gewerkt. Marleen breekt haar been. Heeft zij nu recht op loondoorbetaling?
A
Ja
B
Nee
Slide 14 - Quizvraag
Slide 15 - Tekstslide
Slide 16 - Tekstslide
Werkt er iemand in de klas voor een payrollbedrijf?
JA
NEE
Slide 17 - Poll
Slide 18 - Video
Slide 19 - Tekstslide
Iemand die zich weleens als ZZP-er verhuurd?
JA
NEE
Slide 20 - Poll
Slide 21 - Tekstslide
Stel je bent een goede Kok. Waarom zou jij jezelf verhuren als ZZP-er?
Slide 22 - Open vraag
Waarom zou je jezelf NIET als ZZP-er verhuren?
Slide 23 - Woordweb
Slide 24 - Tekstslide
Welk contract heb jij bij je werkgever?
Slide 25 - Woordweb
Welke contracten zou jij gebruiken als horecaondernemer?
Slide 26 - Open vraag
Wat heb je geleerd over arbeidsrecht?
Slide 27 - Woordweb
Welke medewerker hoeft de horecaondernemer niet door te betalen als deze ziek is
A
medewerker via payrollbedrijf
B
medewerker met parttime contract
C
medewerker met nulurencontract maar met arbeidsverleden
D
medewerker via overeenkomst van opdracht
Slide 28 - Quizvraag
Bij welke arbeidsrelatie loopt de horecaondernemer het meeste risico?
A
contract voor bepaalde tijd
B
contract voor onbepaalde tijd
C
werk via opdracht van overeenkomst
D
werknemer via het payrollbedrijf
Slide 29 - Quizvraag
Overeenkomst van opdracht
Op de volgende bladzijde staat een stuk uit een voorbeeld van een 'Overeenkomst van opdracht'.
Lees puntje 2.4
Slide 30 - Tekstslide
Slide 31 - Tekstslide
Welke van de drie eisen van een arbeidsovereenkomst is niet van toepassing bij een Overeenkomst van opdracht?
A
Werk persoonlijk verrichten
B
Loon betalen
C
Gezagsverhouding
D
Er is wel sprake van een arbeidsovereenkomst
Slide 32 - Quizvraag
Slide 33 - Tekstslide
Gedeelte uit een arbeidsovereenkomst:
Slide 34 - Tekstslide
Het gaat hierbij om een contract voor ....
A
bepaalde tijd
B
onbepaalde tijd
Slide 35 - Quizvraag
Gedeelte uit een arbeidsovereenkomst:
Slide 36 - Tekstslide
Als er geen werk is, hoeveel uur moet de horecaondernemer deze werknemer minimaal uitbetalen? (vul een getal in)
Slide 37 - Open vraag
Gedeelte uit een arbeidsovereenkomst:
Slide 38 - Tekstslide
Slide 39 - Tekstslide
Slide 40 - Tekstslide
https:
Slide 41 - Link
Welk woord moet er op de zwarte balken staan?
A
aanzegtermijn
B
opzegtermijn
C
concurrentiebeding
D
proeftijd
Slide 42 - Quizvraag
Hoelang mag de proeftijd zijn bij een contract voor bepaalde tijd van een half jaar?
A
mag geen proeftijd bevatten
B
1 maand
C
2 maanden
D
maakt niet uit
Slide 43 - Quizvraag
Hoelang mag de proeftijd zijn bij een contract voor bepaalde tijd van 8 maanden?
A
mag geen proeftijd bevatten
B
1 maand
C
2 maanden
D
maakt niet uit
Slide 44 - Quizvraag
gedeelte uit een arbeidsovereenkomst:
Slide 45 - Tekstslide
Hoeveel bedraagt het vakantiegeld?
A
5% van het brutoloon
B
6% van het brutoloon
C
7% van het brutoloon
D
8% van het brutoloon
Slide 46 - Quizvraag
Weet je ook in welke maand het vakantiegeld (meestal) wordt uitgekeerd?
A
april
B
mei
C
juni
D
juli
Slide 47 - Quizvraag
Wat zou je nog willen weten over arbeidsovereenkomsten?