In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
Herhaling hfdst 1-6
Woordenschat H1- 6
Slide 1 - Tekstslide
Die film is echt OM JE DOOD TE LACHEN.
A
eufemisme
B
understatement
C
hyperbool
D
litotes
Slide 2 - Quizvraag
Het kost EEN PAAR CENTEN, maar dan heb je ook wat.
A
eufemisme
B
understatement
C
hyperbool
D
litotes
Slide 3 - Quizvraag
De overheid moet de komende jaren AFSLANKEN.
A
eufemisme
B
understatement
C
hyperbool
D
litotes
Slide 4 - Quizvraag
Hij heeft GEEN KLAP uitgevoerd voor de proefwerkweek.
A
eufemisme
B
understatement
C
hyperbool
D
litotes
Slide 5 - Quizvraag
Helaas moest Kees zijn oude hond Willem laten INSLAPEN.
A
eufemisme
B
understatement
C
hyperbool
D
litotes
Slide 6 - Quizvraag
'EEN LEUK KARRETJE', zei Hetty toen ze de Jaguar van Felix zag.
A
eufemisme
B
understatement
C
hyperbool
D
litotes
Slide 7 - Quizvraag
Mijn tante heeft voor één ochtend in de week een INTERIEURVERZORGSTER.
A
eufemisme
B
understatement
C
hyperbool
D
litotes
Slide 8 - Quizvraag
'Ik heb EEN KLEIN MAZZELTJE gehad', zei de winnaar van de jackpot.
A
eufemisme
B
understatement
C
hyperbool
D
litotes
Slide 9 - Quizvraag
Dat is niet onwaarschijnlijk.
A
hyperbool
B
eufemisme
C
understatement
D
litotes
Slide 10 - Quizvraag
Hij sterft aan de hoeveelheid toetsen
A
Eufemisme
B
Litotes
C
Hyperbool
D
Understatement
Slide 11 - Quizvraag
Dat schot is niet mis
A
Eufemisme
B
Litotes
C
Hyperbool
D
Understatement
Slide 12 - Quizvraag
Ik word knettergek van je gezeur.
A
hyperbool
B
understatement
C
eufemisme
D
litotes
Slide 13 - Quizvraag
Is de uitspraak waar of niet waar? Een repetitio is een opsomming in drieën.
A
waar
B
niet waar
Slide 14 - Quizvraag
De zin ‘Lang niet elk echtpaar haalt zijn koperen bruiloft, de zilveren of de gouden, laat staan de diamanten of de platina’ bevat een voorbeeld van een
A
climax
B
omgekeerde climax
C
drieslag
D
repetitie
Slide 15 - Quizvraag
De zin ‘Het verlies van zo veel onschuldige mensen heeft geleid tot verdriet, wanhoop en woede’ bevat een
A
repetitie
B
drieslag
C
enumeratio
D
opsomming in drieën
Slide 16 - Quizvraag
Wat is de betekenis van refereren aan?
A
denken aan
B
toespelingen maken op
C
verwijzen naar
D
wijzen op
Slide 17 - Quizvraag
In welke van de zinnen is het woord opzichtig juist gebruikt?
A
De truc met het konijn was zo opzichtig, dat de toeschouwers de goochelaar uitlachten.
B
Handhaving van de regels die in dit natuurgebied gelden, behoort tot het opzichtig takenpakket van de boswachter.
C
Hoewel Astrid vaak erg opzichtig gekleed gaat, vindt zij het niet prettig in het middelpunt van de belangstelling te staan.
D
Vanwege de aardbevingen in deze regio is het opzichtig dat onroerend goed veel minder waard is geworden.
Slide 18 - Quizvraag
Is het woord afgestompt in onderstaande zin juist gebruikt of niet? Nadat de kickbokser zijn tegenstander flink afgestompt had, werd de wedstrijd door de scheidsrechter beëindigd.
A
juist
B
onjuist
Slide 19 - Quizvraag
Is de uitspraak waar of niet waar? Een uitdrukking is een vaste formulering die je niet kunt aanpassen.