Thema 3 wonen taak 3

Thema 3 wonen 
taak 3
Vroeger en nu 
1 / 10
volgende
Slide 1: Tekstslide
NT2ISK

In deze les zitten 10 slides, met interactieve quiz en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Thema 3 wonen 
taak 3
Vroeger en nu 

Slide 1 - Tekstslide

Werkwoorden vroeger en nu
tt
vt
ik
ben
was
ik
moet
moest
ik
doe
deed
ik
heb
had
ik
kom
kwam
ik
ga
ging
ik
woon
woonde
Ga samen oefenen met de werkwoorden in verleden tijd en tegenwoordige tijd

Slide 2 - Tekstslide

Opdracht 1: 
Lees samen het verhaal van Gebre.

Slide 3 - Tekstslide

Welke dingen uit het verhaal gaan over nu en welke dingen gaan over vroeger?
Vroeger
Nu

Slide 4 - Sleepvraag

Opdracht 1: 
Schrijf nu jouw eigen verhaal.
Welke dingen zijn van nu en welke dingen zijn van vroeger?
timer
10:00

Slide 5 - Tekstslide

Opdracht 2
Vertel elkaar over je de stad of het dorp waar je nu woont, de straat waar je woont en het huis waar je woont.  

Begin zo:
Ik woon in …
In de buurt van mijn huis zijn…
timer
1:30
Nu wisselen!

Slide 6 - Tekstslide

Opdracht 3:
Vertel elkaar over je de stad of het dorp waar je woonde, de straat waar je woonde, het huis waar je woonde.  

Begin zo:
Ik woonde in …
In de buurt van mijn huis waren…
timer
1:30
Nu wisselen!

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Groep groen: schrijf over je oude huis, dus schrijf in de verleden tijd!
Groep roze: Schrijf over je huis van nu
Ik woonde vroeger in Groningen. Naast mijn huis stond een supermarkt. Er was ook een kerk dichtbij mijn huis. Ik woonde in een hele drukke straat. Mijn huis was niet zo groot, maar ik had wel een eigen slaapkamer. Mijn buren waren heel aardig. .........
Schrijf nu op wat je hebt verteld. 
Ik woon in Leeuwarden. Mijn huis heeft 2 slaapkamers en een kleine keuken. Naast mijn huis is een zwembad. De winkel is dichtbij mijn huis. Ik woon hier samen met mijn ouders en mijn broer. .......

Slide 9 - Tekstslide

Wat hebben we gedaan?
Je hebt geoefend met de verleden tijd.
Je hebt een verhaal geschreven over waar je woont (in verledentijd of tegenwoordige tijd)


Huiswerk voor morgen:
Werkblad werkwoorden. Groep groen verleden tijd. Groep roze tegenwoordige tijd.

Slide 10 - Tekstslide