Quiz Taaltalent1 H5

Welk woord hoort er niet bij?
A
soms
B
te voet
C
de bus
D
de NS
1 / 18
volgende
Slide 1: Quizvraag
NT2MBOStudiejaar 1

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen.

Onderdelen in deze les

Welk woord hoort er niet bij?
A
soms
B
te voet
C
de bus
D
de NS

Slide 1 - Quizvraag

Welk woord hoort er niet bij?
A
soms
B
af en toe
C
weleens
D
altijd

Slide 2 - Quizvraag

Welk woord hoort er niet bij?
A
weinig
B
het station
C
overstappen
D
vertrekken

Slide 3 - Quizvraag

welk woord hoort er niet bij?
A
de winter
B
de sneeuw
C
koud
D
de file

Slide 4 - Quizvraag

Welk woord hoort in deze zin?
Wanneer komt de bus? Ik _____ al heel lang?
A
terug
B
blijf
C
wacht
D
terug

Slide 5 - Quizvraag

Welk woord hoort in deze zin?
De bus staat _____ voor het station. Hij vertrekt over twee minuten.
A
klaar
B
wacht
C
blijft
D
reiziger

Slide 6 - Quizvraag


Hoe laat is het?
A
drie uur
B
half drie
C
twaalf uur
D
negen uur

Slide 7 - Quizvraag


Hoe laat is het?
A
vier uur
B
half zes
C
zes uur
D
half zeven

Slide 8 - Quizvraag

Hoelaat is het als je op de wekker
06:10 ziet staan?
A
10 voor 6 's ochtends
B
10 voor 6 's middags
C
10 over 6 's ochtends
D
10 over 6 's middags

Slide 9 - Quizvraag

Hoe laat is het?
5.45 uur
A
kwart voor 5
B
kwart voor 6
C
kwart over 5
D
kwart over 6

Slide 10 - Quizvraag

Hoe schrijf je vier uur 's middags?
A
4:00
B
16:00
C
3:00
D
15:00

Slide 11 - Quizvraag

Hoe schrijf je twee uur 's nachts?
A
2:00
B
14:00
C
1:00
D
13:00

Slide 12 - Quizvraag

Hoe laat is het op de klok?
A
10 over half. 9
B
5 voor half 9
C
5 over half 9
D
10 voor half 9

Slide 13 - Quizvraag

Welk woord is GEEN zelfstandig naamwoord (substantief)?
A
fiets
B
nieuw
C
boek
D
station

Slide 14 - Quizvraag

Welk woord is een bijvoeglijk naamwoord (adjectief)
A
informatie
B
de file
C
te voet
D
mooi

Slide 15 - Quizvraag

Welke zin is GOED?
A
Ik ben dikker dan mijn broer
B
Ik ben dikker als mijn broer.
C
ik ben even dik dan mijn broer.
D
Ik ben even dikker dan mijn broer.

Slide 16 - Quizvraag

Wat is FOUT?
A
klein-kleiner-kleinst
B
zwaar - zwarer- zwaarst
C
leuk-leuker-leukst
D
dun-dunner-dunst

Slide 17 - Quizvraag

Wat is FOUT?
A
veel-meer-meest
B
weinig-minder-minst
C
graag-liever-liefst
D
goed-goeder-goedst

Slide 18 - Quizvraag