Leerjaar 1 Hoofdstuk 2

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo lwoo, k
• Leerjaar 1

Grammatica 2.7

Voorlezen

Aan de slag met woordsoorten

Grammatica 2.7

Lesdoel:

We oefenen de volgende woordsoorten:

• Zelfstandig naamwoord
• Lidwoord
• Werkwoord

Even opfrissen

Pak blz. 153 erbij

We maken samen opdracht 1

Me

Di

Pla

Di

medipladi

Zelfstandig werken

Maak opdracht 2 en opdracht 4 vanaf blz. 154

Je hebt hiervoor 8 min, daarna kijken we het samen na.

Zelfstandig werken

Lees de instructie: 'Zelfstandig naamwoord'

Maak opdracht 6 en 7 (huiswerk)

Klaar? Ga verder met je mindmap

Grammatica 2.7 les 2

Voorlezen

Nakijken opdracht 7 op blz. 156

Woordslinger maken met zelfstandig naamwoorden

Bepaalde en onbepaalde lidwoorden

Maken opdracht 8, 9 + 10 

Grammatica 2.7 les 2

Nakijken opdracht 7 op blz. 156

Hoe kun je controleren of iets een zelfstandig naamwoord is? 

Er zijn drie manieren...

1

2

3

Manier 1

Voor een zelfstandig naamwoord, past een lidwoord

de fiets

het meisje

een ijsje

Wat is geen zelfstandig naamwoord?

1. Gevoel
2. Lopen
3. Kip
4. Boom

Manier 2

Zet het woord in enkelvoud of meervoud. 

één fiets                            twee fietsen 

Welk woord is een zelfstandig naamwoord?

1. Wandelen
2. Mooi
3. Schoon
4. Schroef

Manier 3

Je kunt er een verkleinwoord van maken

Tafel - tafeltje 

Hoe vind je zelfstandig naamwoorden?

Meervoud of enkelvoud maken

Verkleinen of vergroten

Lidwoord voor het woord 

(de, het, een)

Zelfstandig naamwoorden 

Mensen

Dieren

Planten

Dingen

Namen

Plaatsen 

Gevoelens

Woordslinger maken

Schrijf met de laatste letter van het zelfstandig naamwoord weer een nieuw zelfstandig naamwoord op. 

Bijvoorbeeld:

tomaat                                                                                                                        

Lidwoorden

De, het = bepaald lidwoord

Dit gebruik je als het duidelijk is 

wie of wat wordt bedoeld

Een = onbepaald  lidwoord

Het is niet duidelijk wie of wat wordt bedoeld 

 

In welke zin staat een lidwoord?

1. Daar staat één huis.
2. Daar staat een huis.
3. Het huis staat daar.
4. Dat is mijn huis.

Zelfstandig werken 

Maak opdracht 8,9 en 10

 

Klaar? Verder met het tekenen van de mindmap

Grammatica les 3

Wat gaan we doen?

Voorlezen

Korte instructie werkwoorden

Zelfstandig werken aan de opdrachten

Grammatica les 3

Lesdoel van vandaag:

Benoemen van: het lidwoord, zelfstandig naamwoord en werkwoorden. 

Instrucie werkwoorden

blz.  159

Voorbeeld zin werkwoorden

Ik fiets naar school met mijn vriendin.

Ik ben naar school gefietst met mijn vriendin.

Aan de slag

Opdracht 12 + 16 (samen)

Opdracht 13, 14 en 21 (zelfstandig)

Je mag zelf nakijken (nakijkbladen uitprinten)

Klaar? Verder met je mindmap of met opdracht 17

Grammatica les 4

Wat gaan we doen?

- Voorlezen

- Oefening met een verhaal schrijven met zelfstandig naamwoorden. 

 Schrijven verhaal

Stap 1: Schrijf op het blaadje een lidwoord + zelfstandig naamwoord op.

Stap 2: Zorg voor een schrift of een vel papier waar je een verhaal op kunt schrijven

Stap 3: Om de 2 minuten krijg je een zelfstandig naamwoord te horen wat je in je verhaal moet verwerken. 

 Schrijven verhaal

Lees aan iemand uit de klas je verhaal voor