V2 - Chapitre 3 - G & H

BONJOUR et BIENVENUE!
Bonjour
et 
bienvenue!!
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

BONJOUR et BIENVENUE!
Bonjour
et 
bienvenue!!

Slide 1 - Tekstslide

Cette semaine
Vocabulaire E, F, 
- phrases-clés G
Grammaire H: 
- les verbes pouvoir et vouloir
- ex. 31, 32, 33, 34
(- eventueel nog afmaken 24, 25ab, 26, 27)


Les buts: 
- je kunt iemand omschrijven
- je kunt de werkwoorden pouvoir en vouloir gebruiken

Slide 2 - Tekstslide

Afronding: Welk artikel uit de tekst zou jij wel willen hebben? Beargumenteer:

Slide 3 - Open vraag

De toets
voca A, B, E, F
zinnen bron C en G
grammaire D en H

15 maart

Slide 4 - Tekstslide

... homme, c'est mon oncle
A
ce
B
cette
C
cet
D
ces

Slide 5 - Quizvraag

Tu veux prendre ... stylos?
A
ce
B
cette
C
cet
D
ces

Slide 6 - Quizvraag

Le garçon avec ... casquette noire est bizarre.
A
ce
B
cette
C
cet
D
ces

Slide 7 - Quizvraag

... fille avec la robe bleue est sa fille.
A
ce
B
cette
C
cet
D
ces

Slide 8 - Quizvraag

Phrases-Clés

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Beschrijf je vriend(in)
- je zegt hoe hij/zij heet
- hoe oud hij/zij is
- wat hij/zij draagt (porter)
- wat hij/zij leuk vindt (hobby - sport)

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Vocabulaire F

Slide 14 - Tekstslide

Décrire une personne
  1. Comment il / elle s'appelle ?
  2. Il / Elle a quel âge ?
  3. Il / Elle habite où ? 
  4. Qu'est-ce qu'il / elle  aime ? (hobby, activité, objet)
  5. Qu'est-ce qu'il / elle aime porter ?

Slide 15 - Tekstslide

Vouloir & pouvoir
willen en kunnen

Slide 16 - Tekstslide

Welke vorm hoort bij welke persoon?
je
tu
il
nous
vous
elles
voulons
veulent
veux
veux
veut
voulez

Slide 17 - Sleepvraag

VOULOIR (= willen)
Présent (tegenwoordige tijd) 
Je veux
Tu veux
Il/elle/on veut
Nous voulons
Vous voulez
Ils/elles veulent

Slide 18 - Tekstslide

Je veux
Tu veux
Elle veut
Nous voulons
Vous voulez
Ils veulent
Ik wil
Jij wilt
Zij wil
Wij willen
Jullie willen
Zij willen

Slide 19 - Sleepvraag

POUVOIR (= kunnen, mogen)
Présent (tegenwoordige tijd) 
Je peux
Tu peux
Il/elle/on peut
Nous pouvons
Vous pouvez
Ils/elles peuvent

Slide 20 - Tekstslide

Je peux
Tu peux
Il peut
Elle peut
Nous pouvons
Vous pouvez
Ils/elles peuvent
Ik kan
Jij mag
Hij kan
Zij mag
Wij kunnen
Jullie mogen
Zij mogen

Slide 21 - Sleepvraag

Zet het werkwoord in de juiste vorm.
Ik kan = Je (pouvoir)
A
peux
B
veux
C
peut
D
veut

Slide 22 - Quizvraag

Zet het werkwoord in de juiste vorm.
Zij mogen = Ils (pouvoir)
A
peut
B
peuvent
C
veut
D
veulent

Slide 23 - Quizvraag

Zet het werkwoord in de juiste vorm.
Jullie willen = Vous (vouloir)
A
pouvons
B
pouvez
C
voulons
D
voulez

Slide 24 - Quizvraag

Zet het werkwoord in de juiste vorm.
Wij kunnen = Nous (pouvoir)

Slide 25 - Open vraag

Zet het werkwoord in de juiste vorm.
Wij willen = Nous (vouloir)

Slide 26 - Open vraag

Zet het werkwoord in de juiste vorm.
Jij wilt = Tu (vouloir)

Slide 27 - Open vraag

Zet het werkwoord in de juiste vorm.
De leraar kan = le prof (pouvoir)

Slide 28 - Open vraag