Les 1.1.1 atoombouw en periodiek systeem

Les 1.1 atoombouw en periodiek systeem
1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide
ScheikundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 34 slides, met tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Les 1.1 atoombouw en periodiek systeem

Slide 1 - Tekstslide

Planning
  • Nakijken opdracht 1 t/m 6 van de voorkennis
  • 1.1 Atoombouw en periodiek systeem
  • Maken opgaven
  • (nakijken opgaven)

Slide 2 - Tekstslide

1

Slide 3 - Tekstslide

2
  • onjuist
  • juist
  • juist
  • juist
  • onjuist
  • onjuist 

Slide 4 - Tekstslide

3
  • 2 NH3 (g) --> N2 (g) + 3 H2 (g)

Slide 5 - Tekstslide

4
  • Mg = niet-ontleedbaar én element
  • SO2 = ontleedbaar én verbinding
  • I2 = niet-ontleedbaar én element

Slide 6 - Tekstslide

5
  • a) 23,14 x 10-3
  • b) 2,46 x 10-9

Slide 7 - Tekstslide

6
  • a) 3,46 x 103
  • b) 0,80 x 10-3
  • c) 100,09

Slide 8 - Tekstslide

Leerdoelen 1.1
  • Je kunt met behulp van een atoommodel van kern en elektronenwolk de bouw van atomen en ionen beschrijven.
  • Je kunt de opbouw van het periodiek systeem beschrijven en gebruiken om van elementen de atoombouw te beschrijven en chemische eigenschappen te voorspellen.

Slide 9 - Tekstslide

De ontwikkeling van het atoommodel

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Het atoommodel
Kern: 
  • Positief geladen protonen
  • Ongeladen neutronen
Elektronenwolk: 
  • Negatief geladen elektronen bewegen zich in vaste banen om de kern heen: (elektronen)schillen. 

Slide 12 - Tekstslide

Het atoommodel
(elektronen)schillen: 
  • Het atoom is neutraal, daardoor is het aant protonen gelijk aan elektronen.  
  • Er zijn op dit moment 7 schillen bekend: K, L, M, N, O, P en Q. 
  • Elektronenconfiguratie: manier waarop de elektronen zijn verdeeld (binas 99)
  • Valentie-elektronen: de elektronen in de buitenste schil (belangrijk bij chemische reacties!)

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Video

Voorbeeldopdracht 1
Geef aan hoe elektronen van een fosforatoom over de verschillende schillen zijn verdeeld. Maak gebruik van Binas tabel 99. Noteer je antwoord als volgt:
  • K-schil: …
  • L-schil: …
  • M-schil: ...

Slide 15 - Tekstslide

Voorbeeldopdracht 1 uitwerking
Geef aan hoe elektronen van een fosforatoom over de verschillende schillen zijn verdeeld. Maak gebruik van Binas tabel 99. Noteer je antwoord als volgt:
  • Fosfor heeft atoomnummer 15 (Binas tabel 99) en heeft dus ook vijftien elektronen.
  • K-schil: 2
  • L-schil: 8
  • M-schil: 5

Slide 16 - Tekstslide

atomaire massa-eenheid
  • Atomaire massa-eenheid u: 1 u = 1,66 x 10-27 kg (BINAS 7B)

Slide 17 - Tekstslide

atoomnummer en massagetal
  • atoomnummer = aantal protonen = aantal elektronen
  • massagetal = aantal protonen + aantal neutronen
  • atoommassa = zo exact mogelijk vastgestelde masa van een atoom. 


Slide 18 - Tekstslide

atoomnummer en massagetal
  • Isotopen: atomen van hetzelfde element, die verschillend aantal neutronen in de kern hebben. 
  • Bijvoorbeeld: chloor kent twee isotopen in de natuur Cl-35 en Cl-37
  • ** Cl-35 heeft 35-17=18 neutronen, notatie: 
  • ** Cl-37 heeft 27-17=20 neutronen

Slide 19 - Tekstslide

Voorbeeldopdracht 2

Slide 20 - Tekstslide

Uitwerking voorbeeldopdracht 2

Slide 21 - Tekstslide

Relatieve atoom- en molecuulmassa
  • Relatieve atoommassa Ar = gewogen gemiddelde van e atoommassa van het element
  • Relatieve molecuulmassa Mr = atoommassa's van de verschillende elementen van de molecuulformule bij elkaar op tellen. 

Slide 22 - Tekstslide

Voorbeeldopdracht 3

Slide 23 - Tekstslide

Antwoord voorbeeldopdracht 3

Slide 24 - Tekstslide

Maken: 3, 5, 6 en 7 (vanaf blz 21)

Slide 25 - Tekstslide

3

Slide 26 - Tekstslide

5a

Slide 27 - Tekstslide

5b

Slide 28 - Tekstslide

5c
  • Bismut, Bi, heeft atoomnummer 83.
  • K-schil: 2
  • L-schil: 8
  • M-schil:18
  • N-schil: 32
  • O-schil:18
  • P-schil: 5

Slide 29 - Tekstslide

5d en 5e

Slide 30 - Tekstslide

6
  • a) 2 × 1,008 + 32,06 + 4 × 16,00 = 98,08 u
  • b) 1 × 12,01 + 2 × 16,00 = 44,01 u
  • c) 18 × 12,01 + 36 × 1,008 + 2 × 16,00 = 284,47 u

Slide 31 - Tekstslide

7
  • a) Isotopen zijn atomen met hetzelfde atoomnummer, maar met een verschillend massagetal. Ze hebben dus hetzelfde aantal protonen, maar een verschillend aantal neutronen.
  • b) Br-79 en Br-81

Slide 32 - Tekstslide

7
  • c) Br 79: Br heeft atoomnummer 35 en heeft dus 35 protonen in de kern. Het aantal neutronen in de kern is 79 − 35 = 44. Er zijn 35 elektronen (verdeeld over vier schillen: 2, 8, 18, 7).
  • Br 81: Br heeft atoomnummer 35 en heeft dus 35 protonen in de kern. Het aantal neutronen in de kern is 81 − 35 = 46. Er zijn 35 elektronen (verdeeld over vier schillen: 2, 8, 18, 7).
  • d Van het atoom chloor bestaan ook verschillende natuurlijke isotopen: Cl-35 en Cl-37.
  • Beredeneer aan de hand van de relatieve atoommassa van chloor welke isotoop het meest in
  • de natuur voorkomt. Controleer je antwoord met behulp van Binas tabel 25A.
  • De relatieve atoommassa van chloor is 35,45 u. Dat ligt dichter bij 35 u dan bij 37 u. Dus Cl35 zal wel vaker voorkomen dan Cl-37. In Binas tabel 25A wordt dit bevestigd: 75,78% van
  • alle chlooratomen in de natuur is Cl-35, de overige 24,22% is Cl-37. Cl-35 komt dus het
  • meest voor en heeft daardoor de meeste invloed op de relatieve atoommassa.

Slide 33 - Tekstslide

7
  • d) De relatieve atoommassa van chloor is 35,45 u. Dat ligt dichter bij 35 u dan bij 37 u. Dus Cl35 zal wel vaker voorkomen dan Cl-37. In Binas tabel 25A wordt dit bevestigd: 75,78% van alle chlooratomen in de natuur is Cl-35, de overige 24,22% is Cl-37. Cl-35 komt dus het meest voor en heeft daardoor de meeste invloed op de relatieve atoommassa.

Slide 34 - Tekstslide