22/23 4H thema 6 basisstof 3 en 4 GOEIE

Goedemorgen! 
1 / 46
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 46 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 4 videos.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Goedemorgen! 

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Gedrag
4 Havo
Thema 6
Basisstof 3: gedrag beschrijven
Basisstof 4: vorming van gedrag

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen
  • Je kunt toelichten wat gedrag is en hoe gedrag is ingedeeld.
  • Je kunt omschrijven wat ethologie inhoudt, hoe je gedrag kunt bestuderen.
  • Je kunt toelichten dat gedrag deels erfelijk is bepaald.
  • Je kunt uitleggen wat sleutelprikkels zijn en wat supranormale prikkels zijn.

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is GEEN gedrag?
A
Leerling slaapt in de les.
B
Bloem draait zich naar de zon toe.
C
Hond rolt in het gras.
D
Vogel zit stil op een tak.

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke beschrijving van het getoonde gedag is juist?
A
De hond probeert de kat te knuffelen
B
De kat vindt de hond irritant
C
De hond duwt zijn kop tegen de kat
D
De kat knipoogt naar de hond

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies



Gedragselementen, gedragsketens en gedragssystemen horen allemaal bij gedrag. Wat betekenen de begrippen?
Gedragssystemen
Gedragselement
Gedragsketen
Gedrag
Een serie opeenvolgende elementen van gedrag
Samenhangende gedragsketens
Meerdere gedragssystemen samen
Aparte handeling

Slide 18 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het verschil tussen en ethogram en een protocol?

Slide 19 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een prikkel ook alweer?
A
Een elektrisch signaaltje over zenuwen.
B
Veranderingen die je kunt zien of horen.
C
Invloed uit het milieu op een organisme.
D
Een tinteling.

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wanneer is de motivatie voor jou om te leren voor een toets het grootst: 3 weken voor een toets of 2 dagen voor een toets? En wat is het verschil in je leergedrag tussen 3 weken en 2 dagen voor een toets?

Slide 23 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

  • De motivatie om bepaald gedrag uit te voeren wordt bepaald door de sterkte van de interne en externe prikkels. 

Slide 24 - Tekstslide

Effectieve handelingen (eten) veranderen uiteindelijke de interne (honger) prikkels en dus de motivatie. 
Maar een sterke externe prikkel (Taart) kan de motivatie zo verhogen dat het gedrag zal worden uitgevoerd (eten). 
Uitwendige prikkels
Inwendige prikkels
licht
kou
dorst
geur
geluid
honger
spierpijn
hormonen

Slide 25 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 28 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 30 - Tekstslide

Rond gezicht, bolle wangen, grote ogen, groot hoofd ten opzichte van mollig lichaam, wipneus, klein mondje, naar voren gewelfd voorhoofd.
Een prikkel die een sterkere motivatie en grotere kans op een repons opwekt dan de gewone sleutelprikkel.

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Sleutelprikkel / supranormale prikkel
Sleep de stukjes tekst naar de juiste plek
sleutelprikkel
supranormale prikkel
De benen van een fotomodel worden met fotoshop verlengd
je reageert op het huilen van een baby
een merel voert het jong zodra het jong zijn bekje opendoet
het supergrote ei in het nest wordt beter bebroed
Babydieren zijn zooooo schattig

Slide 32 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 33 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Wat vond je lastig in deze les?
Welke vraag/vragen heb je nu?

Slide 34 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Aan de slag:
Lees:
  - Basisstof 3 en 4 (blz. 82 t/m )

Maak online of in het boek: 
  - Opdrachten: 23 tot en met 28
  - Opdrachten: 31, 32, 34, 36

--> Hierna: Jij bent een gedragsbioloog!

Slide 35 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 36 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 37 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ethogram: Territoriumgedrag Chimpansees

  • Tijdens het kijken van de video schrijf je zoveel mogelijk handelingen op die je de apen ziet uitvoeren. 
  • Schrijf ook de beschrijving van dit gedrag op. KORT!

  • Na de video gaan we samen op het bord een ethogram maken. 

Slide 38 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 39 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Neem dit over in je schrift of in word
Het filmpje duurt 4 minuten. Elke 10 seconden schrijf je een van de afkortingen op die je zag in die 10 seconden van de video. 

Slide 40 - Tekstslide

Docent geeft de 10 seconden aan dmv JA

Slide 41 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Slide 42 - Link

Deze slide heeft geen instructies

Wat maakt dat je een bepaald gedrag laat zien?
Gedrag is een respons op prikkels. De prikkels kunnen zowel uit het intern milieu (binnen het lichaam) als het extern milieu (buiten het lichaam).

Zie plaatjes.
  • Interne prikkels ontstaan door afwijkingen van normwaardes (weet je nog van regeling en waarneming?). Voorbeelden: honger, verveling, emoties en voortplantingsdrang.
  • Externe prikkels  neem je waar met je zintuigen. Voorbeelden: ruiken van friet, zien van speelmaatje, proeven van citroen en horen van instructies.

Slide 43 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Rol van motivatie op gedag
Niet elke prikkel leidt tot gedrag (zie afbeelding hiernaast). Als je met vrienden staat te praten in school reageer je niet op andere leerlingen die  om je heen staan te praten: je selecteert de prikkels die je belangrijk vind! Hoor je iemand achter je, waar je eerst niet op lette, negatieve dingen zeggen over een vriend van jou, dan wordt de motivatie om te luisteren naar die persoon en zelfs om te reageren groter dan daarvoor. De externe prikkel blijft hetzelfde (namelijk je hoort iemand praten), maar de interne prikkel (herkenning en boosheid) veranderd. Hierdoor neemt de motivatie om een bepaald gedrag te vertonen (reageren) toe.

Motivatie = bereidheid tot verrichten van een bepaald gedrag.
Motiverende factoren = inwendige factoren die de kans bepalen dat een bepaald gedrag wordt uitgevoerd.

Slide 44 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Abiotisch factoren
= niet levende omgevingsfactoren (weet je nog?).

Periodieke veranderingen in abiotische factoren zorgen bij veel dieren voor verandering in motivatie voor een bepaald soort gedrag door inwendige veranderingen in het hormoon- en zenuwstelsel. 
Voorbeelden: 
  • We slapen 's nachts en leven overdag, waarom? Omdat wanneer het donker wordt de concentratie van bepaalde hormonen en neurotransmitters (signaalstoffen in het zenuwstelsel) veranderen en wanneer het licht wordt verandert het terug.
  • De toename van de daglengte zorgt bij vogels voor afgifte van geslachtshormonen waardoor ze baltsgedrag gaan vertonen.

Slide 45 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Sleutelprikkels en supranormale prikkels
Sleutelprikkel = prikkel die zorgt dat bepaald gedrag wordt uitgevoerd.
Zie afbeeldingen boven: welke van de twee zou je het liefst willen verzorgen/knuffelen? Jonge dieren hebben kenmerken die werken als sleutelprikkel om ze te willen verzorgen. De relatief grote ogen en zachte huid van de pup (links) kunnen je hebben overgehaald om voor hem te kiezen.

Supranormale prikkel = kunstmatige prikkel dat een sterker gedrag opwekt dan de natuurlijke sleutelprikkel.
Hier is onderzoek naar gedaan bij het baltsgedrag van stekelbaarsjes en pikgedrag van jonge meeuwen (zie filmpje). Ook worden supranormale prikkels gebruikt in reclame door modellen met fotoshop dunner te laten lijken en door het gebruik van felle kleuren, zoals fel rode lippen.

Slide 46 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies