Paragraaf 2.4 (2VMB)
1 / 28
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
Slide 4 - Tekstslide
Slide 5 - Tekstslide
Wat is de titel van § 2.4
Slide 6 - Open vraag
Wat ga ik volgens de blauwe intro-tekst leren in deze paragraaf?
Slide 7 - Open vraag
Heeft Nederland grote, miljoenensteden? Leg je antwoord uit.
Slide 8 - Open vraag
Welke vier steden in Nederland zijn het grootst?
Slide 9 - Open vraag
Beschrijf de vier functies van de grootste NL steden.
Slide 10 - Open vraag
Wat is een agglomeratie? (zie begrippenlijst)
Slide 11 - Open vraag
Wat is een stadsregio? (Zie begrippenlijst)
Slide 12 - Open vraag
Wat is een stedelijk gebied? (zie begrippenlijst)
Slide 13 - Open vraag
Wat is Nederlands bekendste en grootste stedelijk gebied?
Slide 14 - Open vraag
Wat wordt bedoelt met het Groene Hart? (Zie begrippenlijst)
Slide 15 - Open vraag
Welk proces maakte stedelijk Nederland mee vanaf 1900?
Slide 16 - Open vraag
Welk proces maakte stedelijk Nederland mee vanaf 1960?
Slide 17 - Open vraag
Welk nadeel had het proces van suburbanisatie voor het verkeer in Nederland?
Slide 18 - Open vraag
Wat bedoelen we met het begrip re-urbanisatie (zie begrippenlijst)
Slide 19 - Open vraag
Welk deel van de NL bevolking is vooral betrokken bij het proces van re-urbanisatie?
Slide 20 - Open vraag
Wat bedoelen we met het voorzieningenniveau? (Zie begrippenlijst)
Slide 21 - Open vraag
Waar is het voorzieningenniveau het grootst? Kies uit: platteland of stad?
Slide 22 - Open vraag
Welke gebieden zijn dus het meest aantrekkelijk voor jonge mensen?
Slide 23 - Open vraag
Als de jonge mensen vooral naar de steden toe trekken. Welk gevolg heeft dit dan voor de plattelandsgebieden?
Slide 24 - Open vraag
Als steden groeien. Wat gebeurd er dan met de problemen die er in een stad zijn?
Slide 25 - Open vraag
Om deze problemen aan te pakken moet grote steden veranderen in zogenaamde smart-cities.
Wat zijn dat?
Wat zijn dat?
