V2 -Herhaling zwakke werkwoorden + voltooid deelwoord

H2 - Woche 46 - Stunde 3
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

H2 - Woche 46 - Stunde 3

Slide 1 - Tekstslide

Aan het begin van de les
1. Zoek (rustig) je plekje op. 

2.Leg op de hoek van je tafel: 
  • Duits boek, (Neue Kontakte havo 1-2 A)
  • Duits schrift, 
  • pen
  • iPad (op hoek van de tafel)



3.absentie controle

Slide 2 - Tekstslide

Planung

    Weißt du es noch? - Retrieval Practice 
    • zwakke werkwoorden o.t.t & zwakke werkwoorden voltooid deelwoord in Lessonup

    Selbstständig machen:
    • Wiederholung 4: Aufgabe 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9, 10





    Ziele

    • Je kunt de regelmatige werkwoorden in de tegenwoordige tijd gebruiken.

    • Je kunt het voltooid deelwoord gebruiken.



    Slide 3 - Tekstslide

    Hoe maak je de stam van een werkwoord (in het Duits)?
    A
    het hele werkwoord + t
    B
    de hij vorm
    C
    het hele werkwoord
    D
    het hele werkwoord -en of -n

    Slide 4 - Quizvraag

    Sleep de uitgangen naar de juiste plek bij 'spielen'
    ich
    du
    er/sie/es/man

    wir 
    ihr
    sie/Sie
    spiel
    spiel
    spiel

    spiel
    spiel
    spiel
    -e
    -st
    -t
    -en
    -en
    -t

    Slide 5 - Sleepvraag

    Sleep de uitgangen naar de juiste plek bij 'warten'

    ich
    du
    er/sie/es/man

    wir 
    ihr
    sie/Sie
    wart
    wart
    wart

    wart
    wart
    wart
    *stam op d/t of atmen, rechnen, regnen, öffnen, zeichnen, begegnen
    -e
    -est
    -et
    -en
    -en
    -et

    Slide 6 - Sleepvraag

    Welk ezelsbruggetje kan je gebruiken bij de uitgangen van het werkwoord
    A
    partytenten
    B
    (fe)esttenten
    C
    circustenten
    D
    vouwtenten

    Slide 7 - Quizvraag


    vertaal 'hij speelt'
    spielen (= spelen)
    A
    er spielt
    B
    er spielst
    C
    du spielst
    D
    du spielt

    Slide 8 - Quizvraag

    zwemmen = schwimmen
    jij zwemt = du ______________
    A
    schwimme
    B
    schwimmst
    C
    schwimmt
    D
    schwimmen

    Slide 9 - Quizvraag

    braten = braden

    jij braadt = du _________
    A
    bratst
    B
    brast
    C
    bratest
    D
    bratet

    Slide 10 - Quizvraag

    Er ... (melden) sich nicht.
    A
    meldt
    B
    melden
    C
    meldest
    D
    meldet

    Slide 11 - Quizvraag

    Vertaal:
    jullie kopen
    kaufen (= kopen)
    A
    ihr kauft
    B
    sie kauft
    C
    er kauft
    D
    du kauft

    Slide 12 - Quizvraag

    er (kaufen)
    A
    er kaufest
    B
    er kauft
    C
    er kaufet
    D
    er kauf

    Slide 13 - Quizvraag

    schrijven = schreiben
    hij schrijft = er ______________
    A
    schreiben
    B
    schreibst
    C
    schreibt
    D
    schreibe

    Slide 14 - Quizvraag

    Wat is de hoofdregel van het voltooid deelwoord?
    A
    stam + t
    B
    ge + stam + d
    C
    stam + d
    D
    ge + stam + t

    Slide 15 - Quizvraag

    De regel wanneer de stam op een -d/-t eindigt, is dus...

    ge + stam + ...
    A
    t
    B
    d
    C
    et
    D
    ed

    Slide 16 - Quizvraag

    Wat is de regel voor voltooid deelwoorden die eindigen op -ieren, zoals studieren?
    A
    ge+stam+t
    B
    stam+t
    C
    ge+stam+d
    D
    stam+d

    Slide 17 - Quizvraag

    Vul het voltooid deelwoord in

    Ich habe ein Eis ________ (kaufen)

    Slide 18 - Open vraag

    Vul het voltooid deelwoord in

    Wir haben lange auf _________ (warten).

    Slide 19 - Open vraag

    Vul het voltooid deelwoord in

    Hast du Physik ________ (studieren)?

    Slide 20 - Open vraag

    Wiederholung 4 
    Online machen: Wiederholung 4 Aufgabe 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9, 10
    Hilfsmittel: Probeer zonder Lernübersicht de opdrachten te maken.
    Zeit: diese Stunde
    Fertig (klaar) = 

    • Slim Stampen K5 alles afronden A, B, C, D, E, H 90% of >

    • Vooruitwerken: Machen Wiederholung 5 Aufgabe 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9
    • Leren Badge Toets Kapitel 4 (Grammatik) & Kapitel 5 (Vokabeln und Grammatik) 

    Fragen: Melde dich bei der Lehrerin

    Slide 21 - Tekstslide

    Lernziel erreicht?
    • Je kunt de regelmatige werkwoorden in de tegenwoordige tijd gebruiken.

    • Je kunt het voltooid deelwoord gebruiken.

    Gibt es noch Fragen?

    Slide 22 - Tekstslide