T3 herhaling H1

wie herinnert zich nog ...
... september 2020


1 / 38
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 38 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

wie herinnert zich nog ...
... september 2020


Slide 1 - Tekstslide

de eerste toets NE

Slide 2 - Tekstslide

de basis moet beter
1





op een sterke basis kun je bouwen :)

Slide 3 - Tekstslide

herhalen H1
Lezen
Woordenschat
Taalverzorging - grammatica
Taalverzorging - spelling

inclusief de toets

Slide 4 - Tekstslide

denk nog even terug:
waarom ging die toets over h1 zo mis?

Slide 5 - Open vraag

wat was het lastigste van toets h1?
A
de toets zelf, de leerstof snapte ik wel
B
dat ik niet (genoeg) geleerd had
C
de leerstof was moeilijk
D
dat je verschillende dingen moest leren

Slide 6 - Quizvraag

Wat zou je nu anders doen als je weer een toets hebt over h1?

Slide 7 - Open vraag

Wat ik graag zou willen is ...
... dat we het samen doen 

Dat betekent:
- dat ik al mijn kennis en vaardigheden aan jullie doorgeef
- dat jullie voldoende aantekeningen maken én veel vragen stellen 
- je huiswerk maken (training!) en goed kijken hoe goed je het begrijpt
- nog meer vragen stellen om te zorgen dat je alles weet en kunt
                                                           


Slide 8 - Tekstslide

Deal?
Afgesproken?
Concordato?
A
yes / ja / si !
B
no / nee / non :(

Slide 9 - Quizvraag

aan de slag! 
Pak je lesboek erbij
Pak een nieuwe bladzijde in je schrift
Werk netjes en schrijf duidelijk, hou het overzichtelijk

Bekijk onderdeel 'Lezen' en schrijf op waar het over gaat:
"Lezen (blz. .... t/m ....) : ......................................."
Doe dit precies zo voor Woordenschat, Tv Grammatica en Tv Spelling
(let op: spelling heeft 2 onderdelen! kijk naar de opdrachten)
10 minuten de tijd : klaar? chat mij een foto :)

Slide 10 - Tekstslide

H1 - basis =
Lezen                   : hoofdzaken, bijzaken, hoofdgedachte
Woordenschat : betekenis woord vinden in de tekst en woorden                                     en uitdrukkingen uit de opdrachten
Tv Grammatica : zinnen in zinsdelen verdelen
                                   zinsdelen benoemen (pv, ow, gez, lv, mv, bwb)
Tv Spelling          : hoofdletters, leestekens incl. " .... : .... "
                                   werkwoordspelling


Slide 11 - Tekstslide

samen eens goed uitzoeken
We beginnen bij een belangrijk basisbegrip: 

werkwoordspelling

Ga in het kanaal :) samen op zoek hoe het nu eigenlijk moet. Gebruik je lesboek H1 en áchterin! 
15 minuten de tijd en kijken waar jullie uitkomen.

Slide 12 - Tekstslide

Wat moet je doen om te weten hoe je dit schrijft?
"Kees (worden) later dokter."

Slide 13 - Open vraag

Regel tegenwoordige tijd
enkelvoud:    ik-vorm zonder t of ik-vorm met t
                           ik / jij / je / hij / zij / het / u / Kees / Die vrouw / 

meervoud:   hele werkwoord
                          wij / jullie / zij / die twee leerlingen / Kees en Anke


Slide 14 - Tekstslide

Kees (worden) later dokter.
A
word
B
wordt

Slide 15 - Quizvraag

Weet jij al wat je later (worden)?
A
word
B
wordt

Slide 16 - Quizvraag

Ik (worden) later actrice én wereldberoemd.
A
word
B
wordt

Slide 17 - Quizvraag

Het schip (stranden) op de kust.
A
strand
B
strandt

Slide 18 - Quizvraag

Ik (melden) me aan voor de show.
Jij (melden) je aan voor de show.
Zij (melden) zich aan voor de show.
A
meldt - meldt - meldt
B
meldt- meld - meld
C
meld - meldt -meldt
D
meld - meld - meld

Slide 19 - Quizvraag

'ik' heeft in de tegenwoordige tijd NOOIT een -t
A
klopt
B
klopt niet

Slide 20 - Quizvraag

'hij' heeft altijd een -t- in de tegenwoordige tijd
A
klopt
B
klopt niet

Slide 21 - Quizvraag

'zij' heeft altijd een -t- bij de tegenwoordige tijd
A
klopt
B
klopt niet

Slide 22 - Quizvraag

'jij' heeft altijd een -t- in de tegenwoordige tijd
A
klopt
B
klopt niet

Slide 23 - Quizvraag

als 'jij' áchter het werkwoord staat, komt er GEEN -t-
A
klopt
B
klopt niet

Slide 24 - Quizvraag

DUS : pv -tt
ik   loop     kom     word      GEEN t
jij   loopt   komt    wordt      t!                  loop jij kom jij word jij GEEN t
hij  loopt   komt    wordt      t! 
zij  loopt   komt    wordt      t! 
u    loopt   komt   wordt       t! 
Kees loopt komt wordt       t!
wij lopen
jullie lopen                                                 meervoud gewoon hele werkwoord
zij lopen

Slide 25 - Tekstslide

DIGITAAL uitstekend MAKEN
De Brug - Spelling opdracht 1
daarna verder met 'verleden tijd': 
Spelling opdracht 2 t/m 4

Slide 26 - Tekstslide

DUS : pv - vt
enkelvoud : sterk werkwoord  óf stam+de óf stam+te

meervoud : sterk werkwoord óf stam+den óf stam+ten

twijfel over d of t : gebruik 't kofschip

Slide 27 - Tekstslide

Huiswerk
De Brug : spelling opdracht 1 t/m 4 af

SCHRIFT: woordenschat h1 : blz. 26-27: 
schrijf de onderstreepte woorden op en zet de betekenis erachter. NEEM de TIJD om de betekenis te zoeken in de zin, in de tekst of bij gegeven antwoorden waar je uit moet kiezen. Zo maak je op papier met pen een woordenlijst. 

Slide 28 - Tekstslide

perceel
A
terrein
B
brug

Slide 29 - Quizvraag

ongelimiteerd
A
beperkt
B
onbeperkt

Slide 30 - Quizvraag

openhartig
A
operatie aan je hart
B
open en eerlijk

Slide 31 - Quizvraag

valuta
A
waarde
B
muntsoort

Slide 32 - Quizvraag

riskant
A
gevaarlijk
B
rechterzijde

Slide 33 - Quizvraag

diabetes
A
je niet kunt lezen en schrijven
B
suikerziekte

Slide 34 - Quizvraag

betekenis woorden
- lees de zinnen zorgvuldig
- zoek naar omschrijving, een synoniem of tegenstelling
- kijk naar een deel van het woord: wat betekent dat?

zó kom je tot begrip van het woord

Woordenlijst H1 vind je in de Studiewijzer NE bij 3T1

Slide 35 - Tekstslide

ww-spelling
t.t.    ->   enkelvoud: ik stam
                                          jij/hij/zij/het/u stam +t    !! ..(ww)... jij / je   GEEN t

v.t.   ->  enkelvoud: sterk óf zwak:   +te  of    +de                        (t ex-kofschip)
                meervoud: sterk óf zwak: +ten   of  +den                      (t ex-kofschip)

voltooid deelwoord: Ik heb gewerkt / ik ben gevallen / ik ben verhuisd
-> -en óf -d óf t : kijk naar de v.t. (t ex-kofschip)

Slide 36 - Tekstslide

aan het werk
De Brug - spelling opdracht 5 en 6  DIGITAAL
De Brug : maak opdracht 1 van Lezen (neem de tijd!)

Huiswerk: woordenlijst leren

toets NE H1 in de toetsweek

Slide 37 - Tekstslide

Huiswerk : voorbereiden Lezen h1 theorie
Wat is het belangrijkste dat je hiervan moet weten?
Schrijf dit netjes en duidelijk in je schrift.

Slide 38 - Tekstslide