M2 H3 Grammatica - Lastige onderwerpen

H3 Grammatica - 
Lastige onderwerpen
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 20 min

Onderdelen in deze les

H3 Grammatica - 
Lastige onderwerpen

Slide 1 - Tekstslide

DOEL
 Aan het einde van de les kan ik lastige onderwerpen in een zin vinden.
- je kunt de persoonsvorm in een zin vinden
- je kunt een zin in zinsdelen verdelen
- je kunt het werkwoordelijk gezegde in een zin vinden
- je kunt het onderwerp van een zin vinden,
ook als het een lastig onderwerp is

Slide 2 - Tekstslide

Hoe vind je de persoonsvorm in een zin?

Slide 3 - Open vraag

Waaruit bestaat het
werkwoordelijk gezegde?

Slide 4 - Open vraag

Wat is de persoonsvorm in deze zin?
De consumenten hebben Ikea uitgeroepen tot beste winkelketen van Nederland.

Slide 5 - Open vraag

Wat is het werkwoordelijk gezegde in deze zin?
De consumenten hebben Ikea uitgeroepen tot beste winkelketen van Nederland.

Slide 6 - Open vraag

Neem de zin over en zet op de juiste plaatsen zinsdeelstrepen.

De consumenten hebben Ikea uitgeroepen tot beste winkelketen van Nederland.

Slide 7 - Open vraag

Het onderwerp in de zin vind je door de volgende vraag te stellen:
A
wat?
B
wie/wat + wwgez(pv)?
C
wie/wat + ow?
D
wie?

Slide 8 - Quizvraag

Welke andere manier ken je om het onderwerp in een zin te vinden?

Slide 9 - Open vraag

Soms kun je niet beide manieren gebruiken om de persoonsvorm in een zin te vinden.

 
Voorbeeld:

Almere heeft bijna 200.000 inwoners.


Je kunt de persoonsvorm hier niet in het meervoud zetten:

Almere hebben bijna 200.000 inwoners.


De zin klopt nu niet. Het enige wat je bij deze zin kunt doen is een vraag stellen: wie/wat is?

Slide 10 - Tekstslide

Wie heeft gisteren de prullenbak geleegd?

Wat is het onderwerp in bovenstaande zin?


Je kunt hier geen vraag stellen om het onderwerp te vinden, want de zin is al
 een vraag. 


Je kunt wel de persoonsvorm in het meervoud zetten:

Wie hebben gisteren de prullenbak geleegd?


De zin klopt, maar je weet het onderwerp nog niet.

Slide 11 - Tekstslide

Je kunt een persoon of een ding in plaats van ‘wie’ in de zin zetten.

 

Wie heeft gisteren de prullenbak geleegd?



Annemieke heeft gisteren de prullenbak geleegd.


Nu kun je een vraag maken: wie/wat heeft?


Slide 12 - Tekstslide



Oefenen!

Slide 13 - Tekstslide

Wat is het onderwerp? Leg uit.

Vorige week heeft er iemand ingebroken.

Slide 14 - Open vraag

Wat is het onderwerp? Leg uit.
Zwemmen wordt vaak door zwangere vrouwen gedaan.

Slide 15 - Open vraag

Wat is het onderwerp? Leg uit.

Wat heb je tegen haar gezegd?

Slide 16 - Open vraag

Wat is het onderwerp? Leg uit.
Het Nederlands elftal heeft erg slecht gespeeld.

Slide 17 - Open vraag

Wat is het onderwerp? Leg uit.

Haarlem is een leuke winkelstad.

Slide 18 - Open vraag

Wat is het onderwerp? Leg uit.

Warme en droge periodes zullen in de toekomst in West-Europa heel normaal zijn.

Slide 19 - Open vraag

Wat is het onderwerp? Leg uit.
Wandelen is voor veel mensen een ontspannende bezigheid.

Slide 20 - Open vraag

Wat is het onderwerp? Leg uit.

Vakkenvullers en caissières worden vaak onderbetaald.

Slide 21 - Open vraag

Wat is het onderwerp? Leg uit.

Iedereen kijkt deze dagen naar de Tour de France.

Slide 22 - Open vraag

Wat is het onderwerp? Leg uit.

Wie heeft de wedstrijd niet gezien?

Slide 23 - Open vraag

GELEERD?


Je kunt lastige onderwerpen in een zin vinden.
- je kan de persoonsvorm in een zin vinden
- je kunt een zin in zinsdelen verdelen
- je kan het werkwoordelijk gezegde in een zin vinden
- je kan het onderwerp van een zin vinden,
ook als het een lastig onderwerp is

Slide 24 - Tekstslide

Wat wist je al?

Slide 25 - Open vraag

Wat snap je nog niet of wat vind je nog moeilijk? Schrijf dit hier op.

Slide 26 - Open vraag





JE BENT KLAAR MET DEZE LES!

Slide 27 - Tekstslide