2T herhaling grammatica H1 en H2

• Nederlands
• Middelbare school
• mavo
• Leerjaar 2

Herhaling Grammatica H1 en H2

Grammatica zinsdelen en woordsoorten

Leerdoelen

- Je weet hoe je de pv, gez, ow, en lv kunt vinden

- Je weet hoe je lastige onderwerpen kunt vinden

- Je kunt van twee enkelvoudige zinnen een samengestelde zin maken

- Je kunt van een samengestelde zin, enkelvoudige zinnen maken

Noem twee manieren om de persoonsvorm te vinden

Hoe vind je het onderwerp
van een zin?

Wat is het onderwerp van deze zin?
De arts gaat volgende week het gips verwijderen.

1. Arts
2. De arts
3. gaat
4. het gips

Hoe vind je het lijdend voorwerp van een zin?

1. Wat (soms wie) + wg + ow?
2. Wie (soms wat) + pv + ow?
3. Aan wie (soms voor wie) + wg + ow + lv?
4. Wat (soms wie) + wg?

Wat is het lijdend voorwerp inde volgende zin:
De arts gaat volgende week het gips verwijderen.

1. De arts
2. volgende week
3. het gips
4. gaat verwijderen

Lastige onderwerpen

Onderwerp: 

Wie of wat + PV?

of

Verander de PV in meervoud of enkelvoud dan verandert het onderwerp mee

Lastige onderwerpen

Soms kun je beide manieren niet gebruiken

- Almere heeft bijna 200.000 inwoners.

Je kunt de PV hier niet in meervoud zetten. Dus alleen de vraag wie/wat heeft?

Lastige onderwerpen

- Wie heeft gisteren de prullenbak geleegd?

Wat is het probleem met deze zin?

Lastige onderwerpen

Je kunt wel een persoon of ding in plaats van 'wie' zetten:

- Wie heeft gisteren de prullenbak geleegd?

- Annemieke heeft gisteren de prullenbak geleegd.

(antwoord wie/wat heeft)

Wat is het onderwerp in de zin:
Vorige week heeft er iemand ingebroken.

1. vorige week
2. er
3. er iemand
4. iemand

Wat is het onderwerp in de zin:
Zwemmen wordt vaak door zwangere vrouwen gedaan.

1. zwemmen
2. zwangere vrouwen
3. vaak
4. door zwangere vrouwen

Wat is het onderwerp in de zin:
Wat heb je tegen haar gezegd?

1. wat
2. je
3. tegen haar
4. haar

Wat is het werkwoordelijk gezegde in de volgende zin?:

'We zouden er voor kunnen kiezen om de volgende trein te pakken.'

1. pakken, kiezen
2. de volgende trein
3. zouden, kunnen, kiezen, pakken
4. zouden, kunnen, kiezen, te pakken