Verwar een splitsbaar werkwoord niet met een voorzetsel!
Weet je het niet zeker? Schrijf het hele werkwoord (infinitief) op.
Voorbeeld:
Hij zit op de bank = Voorzetsel op. (Waar zit hij? Op de bank.)
Pas je op voor de hond? = Werkwoord (Oppassen)
Na het maken van de opdracht, kijk ik alles na.
= Eerste na is het voorzetsel (Wanneer kijkt mevrouw het na? Na het maken van de opdracht), tweede na is werkwoord: Nakijken.