2KGT Fictie

Fictie
Leerdoelen: 
- Verschil fictie en non-fictie 
- Personage 
- Spanning en spanningsvragen 
- Chronologische volgorde 

1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 100 min

Onderdelen in deze les

Fictie
Leerdoelen: 
- Verschil fictie en non-fictie 
- Personage 
- Spanning en spanningsvragen 
- Chronologische volgorde 

Slide 1 - Tekstslide

Belangrijk! 
Alle slides in deze LessonUp bevatten toetsstof. Maak dus aantekeningen!!! 

Slide 2 - Tekstslide

Waar denk je aan bij 'fictie'?

Slide 3 - Open vraag

Fictie  
Teksten die verzonnen zijn noemen we fictie. Denk aan: leesboeken, gedichten en stripverhalen. 

Slide 4 - Tekstslide

Non-fictie 
Non-fictie betekent niet verzonnen. Het gaat om tekstvormen als: recepten, schoolboeken, encyclopedieën, lesroosters, nieuwsberichten, etc. 


Slide 5 - Tekstslide

Wat is non-fictie?
A
gedicht
B
reclame
C
fotoboek
D
leesboek

Slide 6 - Quizvraag

Iets kan heel echt lijken (realistisch), maar toch verzonnen zijn.
Is het dan fictie of non-fictie? Leg je antwoord uit!

Slide 7 - Open vraag

non-fictie is een ...
A
waargebeurd verhaal
B
verzonnen verhaal

Slide 8 - Quizvraag

Wat is non-fictie?

timer
0:10
A
schoolboek
B
stripverhaal
C
sprookje
D
gedicht

Slide 9 - Quizvraag

Wat is non-fictie?
A
nieuwsberichten
B
films
C
toneelstukken
D
gedichten

Slide 10 - Quizvraag

Is dit fictie of non-fictie?
A
Fictie
B
non-fictie

Slide 11 - Quizvraag

Is dit fictie of non-fictie?
A
Fictie
B
Non-fictie

Slide 12 - Quizvraag

Is dit fictie of non-fictie?
A
fictie
B
non-fictie

Slide 13 - Quizvraag


Is dit fictie of non-fictie?
A
fictie
B
non-fictie

Slide 14 - Quizvraag


Fictie of non-fictie?
A
fictie
B
non-fictie

Slide 15 - Quizvraag

Wat is fictie?
A
Verzonnen verhalen
B
Biografie
C
Informatieve verhalen
D
Autobiografie

Slide 16 - Quizvraag

Personage
Een persoon in een verhaal is een personage. Je leert zijn of haar karakter kennen door wat hij: 
- denkt 
- zegt
- doet 
- voelt 

Slide 17 - Tekstslide

Spanning en spanningsvragen
Een verhaal kan op verschillende manieren spannend zijn. Wat zorgt voor spanning in een verhaal? 
- Het verhaal roept spanningsvragen bij je op. 
- Het verhaal speelt zich af op een spannende of griezelige omgeving.
- Gebeurtenissen worden uitgesteld, waardoor je verder wilt lezen.
- Het hoofdstuk eindigt met een cliffhanger, waardoor je snel wilt weten hoe het verhaal verder gaat. 

Slide 18 - Tekstslide

Chronologische volgorde 
Een verhaal speelt zich af in een bepaalde tijd (verleden, heden of toekomst). Als een verhaal wordt verteld in de volgorde waarin de gebeurtenissen plaatsvinden, dan is de volgorde chronologisch

Een schrijver kan spelen met tijd en flashbacks of flashforwards toevoegen. De tijd is dan niet-chronologisch. 

Slide 19 - Tekstslide