Blok 4 - les 15 - voegwoorden

een voegwoord ........
A
Duidt bezit aan
B
Zegt wat iets doet of overkomt
C
Plakt twee zinnen aan elkaar
1 / 12
volgende
Slide 1: Quizvraag
TaalBasisschoolGroep 5

In deze les zitten 12 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

een voegwoord ........
A
Duidt bezit aan
B
Zegt wat iets doet of overkomt
C
Plakt twee zinnen aan elkaar

Slide 1 - Quizvraag

Welke zin heeft een voegwoord?
A
Jason heeft een laptop gekregen.
B
De vogel fluit een lied.
C
De telefoon gaat vaak vandaag.
D
Het is droog, dus we kunnen gaan.

Slide 2 - Quizvraag

Vul het juiste voegwoord in!
A
en
B
of
C
maar
D
want

Slide 3 - Quizvraag

lesdoel
Ik kan van twee zinnen één nieuwe zin maken en gebruik daarvoor een voegwoord.


Jan wil filmster worden.
Hij speelt graag toneel.

Jan wil filmster worden, want hij speelt graag toneel.

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Maak van twee zinnen één lange zin en gebruik het voegwoord WANT
Ik eet graag drop.
Dat vind ik lekker.

Slide 6 - Open vraag

Slide 7 - Tekstslide

Maak van twee zinnen één lange zin en gebruik het voegwoord DUS
Het regent hard.
Ik blijf thuis.

Slide 8 - Open vraag

Welk voegwoord hoort op de lege plek?
Ik ga op vakantie, ....... mijn zus gaat niet mee.
A
dus
B
en
C
want
D
maar

Slide 9 - Quizvraag

Welk voegwoord hoort op de lege plek?
Mijn moeder gaat naar de stad ... ik ga mee.
A
dus
B
en
C
want
D
maar

Slide 10 - Quizvraag

Maak van één zin twee zinnen.
Mijn vader is agent, want hij wil je dieven vangen.

Slide 11 - Open vraag

taal
Maak het werkblad en de 5 opdrachten.

Lees de opdrachten goed.


Jan wil filmster worden.
Hij speelt graag toneel.

Jan wil filmster worden, want hij speelt graag toneel.

Slide 12 - Tekstslide