hoofdstuk 3 voegwoorden

voegwoorden
1 / 12
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo lwooLeerjaar 1

In deze les zitten 12 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

voegwoorden

Slide 1 - Tekstslide

Wat doen voegwoorden?

Slide 2 - Woordweb

Welke voegwoorden ken je?

Slide 3 - Woordweb

Met voegwoorden maak je twee zinnen aan elkaar vast.

voegwoorden hebben een doel in de zin.



en = de twee zinnen zijn evenveel waard

of = zet twee dingen tegenover elkaar

dus = geeft een gevolg

want = geeft een reden


Slide 4 - Tekstslide

Het meisje maakt een grapje. De juf moet lachen. 


Wil je thee?
Wil je iets anders?


en, dus, of, want
Het is koud.
Het regent hard.


Ik heb geen tijd.
Straks heb ik wel tijd.


en, dus, of, want

Slide 5 - Tekstslide

ik doe mee aan een sponsorloop, ......
A
want ik wil geld verdienen voor het goede doel.
B
omdat ik wil geld verdienen voor het goede doel.
C
of ik wil geld verdienen voor het goede doel.
D
dus ik wil geld verdienen voor het goede doel.

Slide 6 - Quizvraag

Doe jij ook mee,.......
A
omdat blijf je thuis?
B
maar blijf je thuis?
C
dus blijf je thuis?
D
of blijf je thuis?

Slide 7 - Quizvraag

Ik heb mijn trainingspak aan. Ik heb zo een wedstrijd.
A
omdat
B
want
C
of
D
maar

Slide 8 - Quizvraag

4. Ik geef soms geld, ........ als ik wat heb.
3. Nu collecteren we zelf ........ halen geld op.
2. Zij geeft aan goede doelen, ....... dat vindt ze belangrijk.
1.  Mijn moeder is  heel lief, ...... ook heel gul.
en
want
maar
of
dus

Slide 9 - Sleepvraag

Ik help mijn oma af en toe .........
A
omdat het regent.
B
in de keuken.
C
want dat vind ik belangrijk.
D
maar dat vind ik niet goed.

Slide 10 - Quizvraag

oefenen met lezen

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Link