Nederlands examenteksten (2016-I)

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo k
• Leerjaar 4

Oefenen maandag 15/2

leesvaardigheid

Vrijdag is het SE.

Vragen?

Vandaag staat vooral de beantwoording van open vragen op het programma.

Tekst

Een schrijver kan verschillende doelen hebben met het schrijven van een tekst.

 

Welke twee schrijfdoelen zie je met name terug in deze tekst?

Een schrijver kan verschillende doelen hebben met het schrijven van een tekst.
Welke twee schrijfdoelen zie je met name terug in deze tekst?

1. amuseren en informeren
2. amuseren en overtuigen
3. informeren en overtuigen
4. informeren en tot handelen aanzetten

Hoe wordt de tekst ingeleid in alinea 1?

Hoe wordt de tekst ingeleid in alinea 1?
De tekst wordt ingeleid door

1. de aanleiding noemen voor het schrijven van het artikel.
2. een voorbeeld te geven bij het onderwerp.
3. een voor de tekst belangrijke vraag te stellen.
4. het standpunt van de schrijver weer te geven.

De alinea’s 2, 3 en 4 horen bij elkaar.

 

Welke vraag geeft het beste de inhoud van de alinea’s 2, 3 en 4 samen weer?

De alinea’s 2, 3 en 4 horen bij elkaar.

Welke vraag geeft het beste de inhoud van de alinea’s 2, 3 en 4 samen weer?

1. Bestaan er verschillen tussen jongens en meisjes?
2. Verschillen hersenen van jongens en meisjes?
3. Waarom verschillen de verwachtingen van ouders + leerkrachten?
4. Wat zijn de oorzaken voor verschillen tussen j en m?

De schrijver is het niet eens met journalisten die aangeven dat er geen verschillen bestaan tussen jongens en meisjes.

 Citeer een woord of woordgroep uit alinea 2 waaruit blijkt dat de schrijver het niet eens is met deze journalisten.

Citeer een woord of woordgroep uit alinea 2 waaruit blijkt dat de schrijver het niet eens is met deze journalisten.

“Dit wordt ook wel de ‘sekse-stereotypering’ genoemd.” (r. 25-27)

 

Leg uit wat er in de tekst met ‘sekse-stereotypering’ bedoeld wordt. Gebruik voor je antwoord niet meer dan 20 woorden.

Leg uit wat er in de tekst met ‘sekse-stereotypering’ bedoeld wordt. Gebruik voor je antwoord niet meer dan 20 woorden.

“Mannen en vrouwen verschillen in ten minste vier T’s: Talents, Tastes, Temperaments en Tails.” (regels 68-71)

Welke van deze vier T’s is geen eigenschap van de man of vrouw zelf?

“Mannen en vrouwen verschillen in ten minste vier T’s: Talents, Tastes, Temperaments en Tails.” (regels 68-71)
Welke van deze vier T’s is geen eigenschap van de man of vrouw zelf?

1. Talents
2. Tastes
3. Temperaments
4. Tails

“Mannen en vrouwen verschillen in ten minste vier T’s: Talents, Tastes, Temperaments en Tails.” (regels 68-71)

Leg voor iedere T uit wat het verschil tussen mannen en vrouwen is.

Welke tekststructuur herken je in alinea 6 tot en met 9?

Welke tekststructuur herken je in alinea 6 tot en met 9?

1. middel - doel
2. opsomming
3. overeenkomst - verschil
4. voorwaarde

“Mannen zijn gemiddeld competitiever ingesteld (…)” (regels 101-102)

Citeer twee woorden of woordgroepen die de schrijver in alinea 8 gebruikt voor ‘competitiever’.

Citeer twee woorden of woordgroepen die de schrijver in alinea 8 gebruikt voor ‘competitiever’.

“De prooi (…) pad zijn.” (r. 144-152)

Dit tekstgedeelte geeft een verklaring voor het verschil tussen mannen en vrouwen in....

(kies 1 van de T's)

“De prooi (…) pad zijn.” (regels 144-152)

Dit tekstgedeelte geeft een verklaring voor het verschil tussen mannen en vrouwen in

1. Tails
2. Talents
3. Tastes
4. Temperaments

Een schrijver kan een tekst op verschillende manieren afsluiten:

1 door een aanbeveling te doen

2 door een conclusie te trekken

3 door een samenvatting te geven

4 door een toekomstverwachting te geven

Welke twee manieren vind je terug in alinea 11 van deze tekst?

Welke twee manieren vind je terug in alinea 11 van deze tekst?
1 = aanbeveling doen, 2 = conclusie trekken,
3 = samenvatting geven, 4 = toekomstverwachting geven

Welke zin geeft het beste de hoofdgedachte weer van deze tekst?

1. De aangeboren verschillen tussen j en m moeten niet ontkend worden.
2. De onderzochte verschillen tussen j en m zijn gemiddelden.
3. J en m zijn zowel op ruimtelijk als verbaal gebied verschillend.
4. Wetenschappers zijn het oneens over de verschillen tussen j en m.