Toets Talent H1

Toets Talent H1
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

Onderdelen in deze les

Toets Talent H1

Slide 1 - Tekstslide

Wat betekent het woord verbijsterd?

Slide 2 - Open vraag

wat betekent het woord uitwisselen?

Slide 3 - Open vraag

Wat betekent het woord voorkomen?

Slide 4 - Open vraag

Wat betekent het woord bijlage?

Slide 5 - Open vraag

Wat betekent het woord googelen?

Slide 6 - Open vraag

Maak een zin het het woord invoeren

Slide 7 - Open vraag

wat vind je door te vragen: Wat (of wie) + wg + o?

Slide 8 - Open vraag

Wat vind je door te vragen: wie (of wat) + wg?

Slide 9 - Open vraag

kan een lijdend voorwerp beginnen met OP?
A
ja
B
nee
C
soms
D
altijd

Slide 10 - Quizvraag


Slide 11 - Open vraag

In welke zin(nen) staat geen LV
A
Ik eet een appel
B
Ik heb een boek
C
Ik zit op een stoel
D
In de zomer fiets ik

Slide 12 - Quizvraag

maak een zin met een LV en het werkwoord eten

Slide 13 - Open vraag

Maak een zin met een LV en het werkwoord kopen

Slide 14 - Open vraag

Maak een zin met een LV en het woord bezoeken

Slide 15 - Open vraag

Maak een zin met een LV en het woord vallen

Slide 16 - Open vraag

wat is het WG in de volgende zin:
Ik heb een boek over uilen gelezen
A
heb
B
ik
C
een boek over uilen
D
heb gelezen

Slide 17 - Quizvraag

Wat is het WG in de volgende zin:
Anna verkoopt morgen haar nieuwe trui
A
haar nieuwe trui
B
Anna
C
morgen
D
verkoopt

Slide 18 - Quizvraag

Wat is het WG in deze zin?
Hiermee kunnen ze het brood snijden.

Slide 19 - Open vraag

schrijf het hele werkwoord op van het werkwoord: Ik blijf

Slide 20 - Open vraag

vul het hele werkwoord in van: Ik blaas

Slide 21 - Open vraag

Vul het hele werkwoord in van: hij brandt zijn vinger

Slide 22 - Open vraag

dictee

Slide 23 - Open vraag

dictee

Slide 24 - Open vraag

dictee

Slide 25 - Open vraag

dictee

Slide 26 - Open vraag

wat past voor dit woord:
hangen
A
in
B
af
C
on
D
op

Slide 27 - Quizvraag

Wat past voor dit woord:
geschikt
A
on
B
op
C
af
D
in

Slide 28 - Quizvraag

wat past voor dit woord:
luisteren
A
op
B
af
C
her
D
in

Slide 29 - Quizvraag

wat past voor dit woord
eten
A
af
B
on
C
op
D
her

Slide 30 - Quizvraag