Schrijven les 3 versneld

Schrijven les 3 versneld
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 20 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Schrijven les 3 versneld

Slide 1 - Tekstslide

Programma
E-mail
Formulier
Eisen aan het examen
Even oefenen

Slide 2 - Tekstslide

Verschil brief/e-mail

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Link

Schrijfexamen
60 minuten
drie teksten schrijven
Nederlands
80% van de eisen minimaal

Slide 10 - Tekstslide

Beoordeling examen
Samenhang
Afstemming op doel
Afstemming op publiek
Woordenschat/woordgebruik
Spelling, interpunctie, grammatica
Leesbaarheid

Slide 11 - Tekstslide

Samenhang
Je brengt samenhang aan in de tekst door middel van een
eenvoudige indeling of een opbouw waarbij eenvoudige
verbanden in de tekst duidelijk zijn. Je gebruikt hiervoor
eenvoudige voegwoorden (zoals en, want, maar) op correcte
wijze.

Slide 12 - Tekstslide

Afstemming op doel
Je bereikt in eenvoudige teksten het belangrijkste
schrijfdoel.

Slide 13 - Tekstslide

Afstemming op publiek
Je past formele en informele taal vrijwel altijd correct toe. Je
stemt je toon en woordgebruik af op het publiek.

Slide 14 - Tekstslide

Woordenschat/woordgebruik
Je hebt een redelijk goede woordenschat. Dit laat je zien
door af en toe te variëren in woordgebruik. Je gebruikt
eenvoudige voorzetsels (zoals voor, achter, op) correct. 

Slide 15 - Tekstslide

Spelling, interpunctie, grammatica
Je hebt een redelijke beheersing van de spelling, interpunctie en grammatica. Je formuleert korte eenvoudige zinnen altijd correct. Je gebruikt eenvoudige onregelmatige werkwoorden (zoals zijn-was-geweest) vrijwel altijd correct. De eenvoudige spellingsregels (zoals blauw-blauwe) pas je vrijwel altijd correct toe. De regels t.a.v. iets complexere
interpunctie (zoals hoofdletters) pas je meestal correct toe.

Slide 16 - Tekstslide

Leesbaarheid
Je gebruikt, indien nodig, eenvoudige tekstconventies (zoals
titel, aanhef) correct. Je gebruikt complexere
tekstconventies (tussenkopjes, witregels, marges,
paragrafen, inspringen) meestal correct.

Slide 17 - Tekstslide

Verslag
Beschrijf een activiteit die je recentelijk hebt uitgevoerd op je werk/stage.
Geef twee redenen waarom je de activiteit deed.
Vertel wat goed ging en wat beter kon.
timer
5:00

Slide 18 - Tekstslide

E-mail
Aan je stagebegeleider.
Je bent vandaag uitgescholden door een cliënt.
Je voelde je er erg naar onder, omdat er ook met K* gescholden is.
Je collega vond dat je niet zo moeilijk moest doen.
Je wilt toch binnenkort even in gesprek met je stagebegeleider.
timer
5:00

Slide 19 - Tekstslide

Veel succes met je examen volgende week!

Slide 20 - Tekstslide